Inleiding



Logo
* HOME *


P7
Inleiding


Metz
Geschiedenis


C2
Informatie
Fire Stress Team
FiST


P4
Takenpakket


A1
Ambulance


P1
Tips


T1
Jeugdbrandweer


M1
Nieuws


C1
Wagenpark


P6
De Kazerne


E1
Links


H1
Gastenboek


Logo
* HOME *



De geschiedenis van het ambulancewezen.


Honderd jaar geleden bestonden er geen ambulanciers. Zwaar gewonden of zieken werden, net als overledenen, door de begrafenisondememer vervoerd. Oorlogen liggen aan de basis van het ontstaan van de ambulanciers. Gewonde soldaten stierven dikwijls op het slagveld bij gebrek aan verzorging. Ten tijde van Napoleon, bij het begin van de negentiende eeuw, werden gewonden voor het eerst van het slagveld afgevoerd zodat zij door artsen buiten het slagveld konden verzorgd worden. Geneeskundige hulp ter plaatse werd niet verstrekt. Het bleef beperkt tot vervoer per draagberrie (brancard) door brancardiers.
Aan het begin van de twintigste eeuw werden de eerste burgerlijke vervoerdiensten voor zieken of gewonden in de grote steden opgericht. Dit bleef nog steeds beperkt tot louter vervoer met een ziekenwagen. Van een geneeskundige hulpverlening ter plaatse of tijdens het vervoer was geen sprake.
Tijdens de eerste wereldoorlog verschenen op het slagveld voor het eerst ambulanciers in de modeme zin van het woord. Zij verzorgden gewonden ter plaatse en vervoerden hen naar geneeskundige hulpposten. De oorlogservaring van de eerste ambulanciers werd daarna ook toegepast in het burgerleven, eerst in de grote steden en later op het platteland.

De geschiedenis van de D.G.H. (dringende geneeskundige hulpverlening) te Lommel moet gezien worden in samenhang met de wetgeving ter zake. De enige ambulances in Noord-Limburg behoorden toe aan de ziekenhuizen. De toegankelijkheid tot de ziekenhuizen was niet zo vanzelfsprekend en moest ingeleid worden door de huisdokter.
Voor 1956 was er ook geen sprake van georganiseerde hulpverlening. De dokter met zijn zwarte tas zorgde voor de toediening van beperkte hulp. Toch was men er zich sinds de tweede wereldoorlog van bewust dat een goede medische opvang in het ziekenhuis gebeurde. Alhoewel er hier en daar beroep gedaan werd op de ambulance van het 'hospitaal', bleven de taxi's en de auto van de buren het meest gebruikte vervoermiddel voor dringend vervoer van zieken en gekwetsten.
Na 1956 richtte minister Leburton de "Nationale Hulpdienst voor het vervoer van polio-patienten" op. In verschillende centra werden 'zware' ziekenwagens (voor 4 liggende en 12 zittende slachtoffers) ter beschikking gesteld van brandweer, politie en Rode Kruis.
De wet op de C.O.O. (commissie van openbare onderstand = huidige OCMW) van 8 april 1958 stelde de C.O.O.'s verantwoordelijk voor het vervoer van alle personen die dringende verzorging nodig hadden ten gevolge van ziekte of ongeval op de openbare weg of op een openbare plaats. In dit zelfde jaar werd een onderzoek ingesteld naar de wenselijkheid en voorwaarden voor de oprichting van de nationale dienst door dringende hulpverlening.
Tussen 1958 en 1963 is er sprake van een duidelijke vooruitgang. In 1959 is het eerste "hulpcentrum 900" werkzaam in Antwerpen. Ook in Hasselt wordt het hulpcentrum ingewijd op 29.10.59. In 1961 gaat dit centrum in dienst. Op nationaal vlak wordt in 1963 het laatste hulpcentrum in dienst gesteld. Belgie beschikt over 16 centra. Bij de praktische uitvoering van de besluiten werd vastgesteld dat vele C.O.O.'s niet bij machte waren hun plichten van dringend vervoer en ziekenhuisopname op een doelmatige wijze uit te voeren. Het vervoer wordt ten laste genomen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en de wet van 8 juli 1964 (invoege getreden op 1 juli 1965) neemt de aan de C.O.O's opgedragen verplichtingen terug over.

Inhoud van de wet van 8 juli 1964.
De wet betreffende de dringende hulpverlening houdt in :

  • hulp in dringende gevallen aan personen op openbare weg of in openbare plaatsen
  • D.G.H. houdt in :
    • eenvormig oproepstelsel 900
    • eerste verzorging ter plaatse
    • vervoer naar een ziekenhuis
    • opname in een verplegingsdienst
  • installatie- en werkingskosten van het eenvormig oproepstelsel zijn ten laste van de staat
  • vanuit de 900-centrale kan een arts opgeeist worden.
Op 22 september 1965 wordt de 100ste ambulance in dienst genomen. 50% wordt bediend door de brandweer !
Ook in Lommel deed de wet van 1964 zich gevoelen, want op 10 juli 1965 trad de eerste ambulance, een FORD, in dienst. De wagen werd gestald achter het toenmalige "nieuw gemeentehuis" bij het materiaal van de brandweer. In noodgevallen werd Michel Bergmans gebeld door de dienst 900 of door het ziekenhuis. Michel organiseerde snel de dienst door een chauffeur brandweerman op te roepen of door meestal zelf te rijden. Voor men naar het slachtoffer reed, moest eerst een verpleger of verpleegster opgehaald worden aan het ziekenhuis.
Deze vorm van D.G.H. schonk blijkbaar jarenlang voldoening.

Het aantal oproepen was zeker niet indrukwekkend; even een overzicht :

1965  31 oproepen      1972   51 oproepen
1966  64 oproepen    1973   68 oproepen
1967  48 oproepen    1974  128 oproepen
1968  41 oproepen    1975  122 oproepen
1969  49 oproepen  1976  128 oproepen
1970  46 oproepen  1977  143 oproepen
1971  28 oproepen  1978  108 oproepen

In oktober 1971 werd aan de brandweer een nieuwe ambulance geleverd. Het wordt de geroemde V.W.-ambulance met 2 brancards. Op 12 januari 1972 wordt een radio (zend- en ontvangsttoestel) geplaatst. De brandweer beschikte over 2 reanimatietoestellen.
Tijdens het bevelhebberschap van Kapitein-Commandant Van Ham zal Luitenant Kimpen de ambulancediensten verder uitbouwen en leiden. De kandidaat-ambulanciers moesten een cursus volgen van 10 x 2 uren bij het Rode Kruis. Op 13 juni 1971 slaagden 9 brandweerlieden in het halen van het brevet helper. Omwille van de continuiteit van de dienst werd er gestreefd naar het opleiden van 8 ploegen van 2 ambulanciers.
Op 19 oktober 1972 werden dan ook nieuwe kandidaturen opgenomen voor de ambulancedienst. De dienst was nu compleet ! Op gemeentelijk vlak werd overleg gepleegd met het ziekenhuis om in samenwerking met de brandweer te kunnen voldoen aan de noden van de bevolking.

De vrijwillige brandweer zal een bestendige dienst 900 waarnemen.
Van 5u30 tot 21u zal het ziekenhuis instaan voor de eerste hulp; de brandweer is dan de tweede hulp. Tijdens de nacht van 21u tot 5u30 zal de brandweer zorgen voor de eerste hulp, terwijl het ziekenhuis klaar staat als tweede ambulance. De leden van elke ploeg volgden de cursus helper-ambulancier en moeten kunnen werken met het reanimatietoestel. Ze moeten binnen de kortst mogelijke afstand van elkaar wonen en beschikken over een telefoonaansluiting. De diensten lopen van vrijdag tot vrijdag. De chauffeur heeft de ambulance 's nachts aan huis.
In de jaren 80 veranderde het oproepnummer 900 naar 100.

Organisatie Hulpcentra 100.

  • over het Belgisch grondgebied zijn 16 centra voor DGH ingericht
    ( alle in brandweerkazernes)
  • welomlijnde taken; taakomschrijving (DGH-richtlijnen) wordt steeds geactualiseerd door de overheid
  • openbaar- en priveziekenwagenvervoer, ingeschakeld in het systeem 100, moeten de opdrachten van het centrum uitvoeren
  • ziekenhuizen zijn verplicht de slachtoffers, binnengebracht via 100, op te nemen en alle maatregelen te treffen die hun toestand vereist

  • er is een fonds voor DGH, dat, indien het slachtoffer niet kan of niet wil betalen:
    • de tussenkomst van de arts vergoedt
    • de tussenkomst van de ziekenwagen vergoedt
    • de tussenkomst van het ziekenhuis vergoedt.
  • voor zij, die zich niet houden aan de verplichtingen, voorzien in de wet, worden straffen voorzien.
In de jaren '80 steeg het aantal interventies spectaculair. Door het feit dat de brandweer een ambulance 100 en een ambulance brandweer bezat kon aan de toenemende vraag van de ziekenhuizen van Lommel en Neerpelt voldaan worden om secundaire ritten te verzorgen ( voor ziekenvervoer naar andere hospitalen voor onderzoek of voor opname ). De reserve-ambulance bewees uitstekende diensten tot een rechtbank in 1997 besliste dat het niet de taak is van de brandweer om secundaire ritten te verzorgen.
De oude in dienst zijnde V.W.-ambulance werd in 1994 afgeschreven nadat er, na een "kleine" 300.000 km een gat in de motor geslagen werd. De ambulance werd vervangen door een volledig uitgeruste 'klinimobiel'.
In 1995 werd ook de tweede 'klinimobiel' in ontvangst genomen. Beide voertuigen werden voorzien van een semi-automatische defibrilator. Elke ambulancier werd voor het kunnen werken met de defibrilator opgeleid. Door degelijke afspraken met alle betrokken diensten kon het aantal ritten blijven stijgen.
Tot in 1998 functioneerde dit stelsel meer dan behoorlijk in een systeem van 7 a 8 ploegen van 2 ambulanciers. Door het toetreden van verschillende jonge brandweermannen en door overleg tussen de gemeente en het ziekenhuis werden de diensten aanzienlijk uitgebreid.

Aan de bekwaamheid van de ambulanciers worden nu veel hogere eisen gesteld.
De nieuwe cursus ambulancier houdt in : 120 uren vorming in de brandweerschool ( de lessen worden gegeven door geneesheren-specialisten en verpleegkundigen A1 ) en een bijkomende stage van 40 uren op de spoedgevallenafdeling van een ziekenhuis.

De brandweer van Lommel zal operationeel zijn met 2 ambulances 24 op 24 uur.

Het brandweerkorps van Lommel groeide op 1 januari 1992 van Z-korps naar Y-korps. Een kern van beroepsbrandweermannen versterkte de dagdienst. Van 08.00 uur tot 16.20 uur wordt de ambulance bemand door beroepsbrandweerlieden. Na deze uren zullen de vrijwilligers overnemen in blokken van 16.20 uur tot 20.00 uur, van 20.00 uur tot 05.30 uur en van 05.30 uur tot 08.00 uur. In het weekend loopt de dienst van vrijdagavond 19.00 uur tot maandagmorgen 05.30 uur. Met een bestand van 9 ploegen kan deze continudienst vlot verlopen zonder overbelasting voor de vrijwilligers.

Om deel te kunnen blijven uitmaken van de ambulancedienst moeten de leden voldoen aan hoge eisen. De wetgever is hierin duidelijk. Wil de ambulancier de erkenning behouden moet hij per jaar 24 uren bijscholing volgen en 2 x per jaar theoretische- en praktische proeven afleggen voor het bedienen van de semi-automatische defibrilator. De lessen worden gegeven door de geneesheren-specialisten en verpleegkundigen A1 en/of de korpsgeneesheer. Grotendeels worden de lessen gevolgd in de ambulanciersschool ( een tak van het PCVO te Genk), die zorgt voor de organisatie. Lessen omtrent het gebruik van de defibrilator worden gegeven door de specialisten spoedgevallen-geneeskunde en het verplegend personeel van de spoedgevallendienst ziekenhuis Lommel.

Het aantal oproepen waaraan gevolg werd gegeven bleef stijgen; Een overzicht :

1993  154 oproepen
1994  215 oproepen
1995  283 oproepen
1996  411 oproepen
1997  638 oproepen
1998  747 oproepen

In 1994 wordt in de spoedgevallenafdeling van het ziekenhuis te Lommel een M.U.G. uitgebouwd onder leiding van dokter-specialist Claessens Y. Al spoedig blijkt dat deze dienst een niet overbodige luxe is. Door het vrij frequent optreden van dit team in de gehele regio is deze dienst een onmisbare schakel geworden in de dringende medische hulpverlening.

Door een hoge frequentie van oproepen ambulance met MUG ( medische urgentie groep) is een gezonde vertrouwensrelatie ontstaan, waardoor het M.U.G.-team en de ambulancedienst brandweer Lommel optimaal samenwerken. De bevolking is hiermede het best gediend.

Voor de nabije toekomst wordt onderzocht of nog intensievere samenwerking met het ziekenhuis en de uitbreiding van de permanentie mogelijk is.

Adj. Janssen Henri



vervolg
VERVOLG
Signeer het gastenboek