nl.gif (278 Byte)

Niederländische Redewendungen Teil II

 

Verständigung Begrijpen
Ich verstehe. Ik begrijp het.
Ich verstehe nicht. Ik begrijp het niet.
Bitte sprechen Sie langsam. Kunt u langzaam spreken?
Können Sie das bitte wiederholen? Kunt u dat misschien nog een keer zeggen?
Können Sie das bitte aufschreiben? Kunt u dat misschien opschrijven?
Sprechen Sie Englisch? Spreekt u Engels?
Sprechen Sie Französisch? Spreekt u Frans?
Sprechen Sie Deutsch? Spreekt u Duits?
Sprechen Sie Spanisch? Spreekt u Spaans?
Sprechen Sie Italienisch? Spreekt u Italiaans?

 

UNTERKUNFT ACCOMMODATIE
Im Hotel In het hotel
Haben Sie ein Zimmer frei? Zijn er nog kamers vrij?
Ich habe reserviert. Ik heb gereserveerd.
Wieviel kostet eine Übernachtung, bitte? Wat zijn de tarieven per nacht?
Wo kann ich mein Auto abstellen? Waar kan ik mijn auto parkeren?
Ich hätte gerne... Ik wil graag...

ein Zimmer.

een kamer.

eine Decke.

een deken.

ein Kissen.

een kussen.

ein Handtuch.

een handdoek.

etwas Seife.

wat zeep.

Zahnpasta.

wat tandpasta.

dieses Dokument gefaxt.

dit papier faxen.

Ich würde das gerne in Ihrem Safe   aufbewahren.

iets in uw kluis bewaren.

Hat das Zimmer ... Heeft de kamer...

eine Toilette?

een toilet?

ein Dusche?

een douche?

ein Bad?

een ligbad?

Können Sie ein Restaurant empfehlen? Weet u een goed restaurant?

 

zurück zur Seite I

Redewendungen Teil III