Icarus of de bewegingen van een geest.

 

Inleiding.

 

De mythe  “Icarus en Daedalus”  is een mooi voorbeeld van hoe een mythe er altijd lijkt geweest te zijn en zich voortdurend in de actuele tijd herbront, nieuwe elementen opneemt en zich verrijkt met context.

 

Het Icarusmotief is sinds Ovidius’ Metamorfosen, VIII, 183-259.(1)  op talloze manieren verwerkt, en het originele verhaal resoneert telkens mee in de vele interpretaties. Het is volgens mij dan ook een mooi voorbeeld van “morfische resonantie” want ook in de meest boeiende vervormingen speelt het origineel gecreëerde veld een sterke rol.

 

Het is niet ondenkbaar dat in een bepaalde periode de interpretaties of voorstellingen van de mythe deze zelf gaan vervangen. Er zullen altijd toeschouwers zijn, die onder de indruk van Bruegel, zich de mythe nog uitsluitend kunnen voorstellen zoals hij het geschilderd heeft. (3). Zoals de verfilming van sommige romans de collectieve herinnering gaan uitmaken tot ze vervangen wordt door een “betere”, meer eigentijdse voorstelling…Uiteindelijk zijn de beperkte versregels van Ovidius ook “maar” de neerslag van verschillende verhalen die in de Latijnse literatuur of de vele vertalingen (1) terug te vinden zijn.

 

Bruegel « De Val van Icarus »

 


 

De val van Icarus : olieverf op doek (73,5 x 112)  ca 1558

Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, Brussel

 

Algemeen wordt aanvaard dat in dit schilderij de Val van Icarus slechts een detail of zijdelings evenement is (1).

 

De alternatieve benaming van het schilderij “Landschap met de Val van Icarus” lijkt dan ook logischer : de natuur, met op de voorgrond een ploegende boer, een visser en een herder, en rechts onderaan als een fait-divers, twee benen en een hand die in zee verdwijnen.

 

In de versie van Ovidius zijn deze getuigen van de vliegende vader en zoon :

“Een man die zat te vissen met een dunnen rieten hengel, een herder leunend op zijn staf, een boer tegen zijn ploeg zagen hen gaan, verbijsterd, denkend dat het goden waren die door het luchtruim kunnen vliegen. “

Bij Bruegel ploegt op de voorgrond de boer, uit de tekst van Ovidius, zich niet bewust van het lot dat Icarus treft. "Maar de boer hij ploegde voort," dichtte Werumeus Buning in zijn Ballade van den boer.

De visser merkt blijkbaar al evenmin dat de Icarus links van hem in het water stort. De herder keert Icarus de rug toe en gaapt naar het 'mooi weer', of is het misschien naar de nu verdwenen Daedalus? Onderaan rechts, op een tak links van het hoofd van de visser, bevindt zich een patrijs, die eveneens in Ovidius' tekst voorkomt. Dit detail is evenmin toevallig. Daedalus' zuster had hem de opvoeding van haar zoon toevertrouwd. Toen dit kind begaafder bleek dan zijn eigen zoon, werd het door de jaloerse Daedalus gedood, waarop de medelijdende goden het metamorfoseerden in een patrijs. Door zijn aanwezigheid in dit tafereel, is het kind getuige van de wraak der goden bij de val van Daedalus' eigen zoon Icarus.

Op de zonovergoten zee klieven schepen voor de wind door de rustige golven, eveneens onbewust van de tragedie. Zo onderstreept Bruegel de draagwijdte van Ovidius' tekst: de val van Icarus werd in zijn tijd beschouwd als een parabel ter waarschuwing van hen die in hun dwaasheid, overmoed, hoogmoed begeren uit te stijgen boven hun rechtmatige plaats in het leven.

Bruegel positioneert Icarus letterlijk in een hoekje van zijn schilderij en geeft hiermee een verschuiving aan van culturele waarden : van een “mens in het middelpunt” positie in de Renaissance naar een meer asymmetrisch “barokke” perspectief waar het individu geen intrinsieke betekenis heeft.

Het hier besproken schilderij werd in het verleden ernstig beschadigd. Bij een restauratie is de figuur van Daedalus, die linksboven in de lucht zweefde, verdwenen. Een vreemde hand voegde de zon toe, die aan de horizon in zee zakt. Bruegel situeerde het tafereel in een weids landschap, op een ogenblik dat de zon reeds hoog aan de hemel stond, zoals te zien is aan het aureool rechts en aan de weerspiegeling in het water.

In een versie geschilderd op houten paneel (Museum Van Buuren), ook toegeschreven aan Bruegel is de figuur van Daedalus wel nog zichtbaar.

Aan het schilderij zijn tal van Bruegeliaanse informatieve aspecten verbonden:

De boer ploegt in zijn fictieve landschap met wat een goed voorbeeld is van een Brabantse rolploeg met keerberd. In de kudde bemerken we twee zwarte schapen. Elke kudde moest er minstens één hebben om het eventuele onheil naar zich toe te trekken en dus letterlijk het 'zwarte schaap' van de kudde te zijn.

Het schip is - zoals blijkt uit gespecialiseerde studies - een zeer nauwkeurig geobserveerde weergave. Zo wordt Bruegel voor ons een unieke informatiebron voor werktuigen, klederdracht, scheepsbouw, gebruiken en mentaliteitsgeschiedenis uit het midden van de zestiende eeuw.

 

Het schilderij geniet een grote bekendheid en is daardoor, op zijn beurt, zelf het onderwerp geworden van heel wat poëzie en (meta)literatuur.

 

Ik beperk mij hier daarom slechts tot enkele voor mij opmerkelijke vaststellingen in het netwerk van intertekstualiteit.

 

Uit een gedicht van Jan Kal geschreven in 1971 blijkt dat hij zich in het secundaire circuit van kunsthistorische verhandelingen heeft verdiept:

 

Merkwaardig dat de ondergaande zon

de was tussen de veren smelten kon,

dat de patrijs niet klapwiekt met zijn vleugels.

 

Er ligt een lijk onder het struikgewas.

Vier eeuwen na zijn dood zag men het pas,

Als in Blow Up, maar op z’n Boeren-Brueghels.”

 

De ontdekking van Bruegel-kenner De Tolnay dat er een dode man onder de struiken ligt , komt er vier eeuwen (!) na zijn dood. De Val van Icarus wordt meestal op circa 1560 gedateerd en de Tolnay zag het lijk liggen in 1934.

Sindsdien is het in de Icarus interpretaties een rol gaan spelen in verband met het spreekwoord “Geen ploeg staat stil voor een man die sterft”

Kals toespeling op de film Blow Up van Antonioni, verwijst naar een uitvergroting van een fotofragment en de sfeer van een moord.

 

 

“De Val van Icarus” prijkt op de cover en is de titel van de verhalenbundel waarin Bertus Aafjes vertelt hoe Louis Van Boelare, kunstgeschiedenis student (!), op zijn studiereis door het Italiaanse landschap de plek ontdekt waar Bruegel gestaan heeft toen hij zijn "Landschap" concipieerde.

 

" De gedachte kreeg vorm:

Louis zag het in een flits van herkenning. Dit was het landschap waarin Breugel de val van Icarus voor zijn geestesoog had gezien. Hij voelde het, lijfelijk en over de eeuwen heen, alsof Pieter Breugel hier gestaan had en omlaag had gekeken in deze blauwe afgrond. Een metamorfose was het die hij onderging. Hij zag hoe het schilderij en de werkelijkheid één waren - het was een vondst om het straks te kunnen beweren, zomaar en zonder voorbehoud: dat Pieter Breugel zijn "Val van Icarus" geconcipieerd had, hier, op de bergrug van het Sorrentijnse schiereiland, vier eeuwen geleden, nadat hij door de Alpen getrokken was, waar hij zich zozeer aan hun gestalte verzadigde dat hij hen, naar Carel Van Manders openhartige zeggen, thuisgekomen uitbraakte op doeken en panelen. ...." (p109)

"...De gravin van Almafi richtte een korte blik op het landschap in de diepte. Haar landschap. En sloot de ogen.

'Wat een dwaasheid' wilde zij zeggen. Maar zij zei het niet. Zij opende haar ogen en zei : 'Se non è vero, als het niet waar is, è ben trovato, is het een goede vondst, Luigi..."

"Het werd een beroemde uitspraak. En door iedereen aanvaard"

 

 

 

Hans Bol

Verschillende tijdsgenoten van Bruegel, zoals ook de Vlaming en maniërist Hans Bol, (1534-1593), hebben verschillende werken gemaakt waarin Icarus als thema voorkwam. Dit heeft allicht ook te maken met de vele edities en vertalingen van Ovidius’ Metamorfoses die in die periode uitgegeven werden.

Vele illustratoren maakte gravures voor deze werken.

 

Bol was in zijn tijd een belangrijke en bewonderde landschapschilder, gespecialiseerd in waterverftechniek. Spijtig genoeg zijn de meeste van zijn schilderijen verloren gegaan. Wij kennen hem nog enkel van enkele kleine tekeningen en waterverf schilderijen.

 

Carel van Mander, zelf schilder en schrijver, beschrijft en prijst één van die werken in zijn “Het Schilder Boeck (1604).

 

 

Hans Bol – De Val Van Icarus

Waterverf op papier, 133 x 206 mm
Museum Mayer van den Bergh, Antwerpen

 

 

Net als bij Breugel is Icarus hier slechts een detail in dit wijds opgezet landschap met op de voorgrond de Boer, de Visser en de Herder. Deze zijn evenwel commentaar gevende getuigen van de vallende Icarus. Hans Bol volgt met deze voorstelling strikter Ovidius’ verzen.

 

 

 

 

 

 

Hendrik Goltzius maakte in 1588 een gravure, genaamd 'De val van Icarus' , als onderdeel van een serie genaamd ; The Dicracers , ofwel: 'De Ontsierden; De Schanden'.

 

De vier hoofdfiguren in de serie waren ; Tantalus, Phaeton, Ixion, en Icarus ; allen hebben zij de goden als het ware uitgedaagd, zoals de koning van Spanje met zijn hoogmoedige.


Hendrick Goltzius  Genummerd: 2, Watermerk 'Fleur de Lis' met initialen WR Berlijn

 

temperament,en zijn honger naar meer en meer macht. Maar hoogmoed komt ten val, wil Goltzius hier zeggen

Terwijl Icarus uit het hemelruim tuimelt, grijpt hij naar zijn hoofd, alsof hij zich ineens realiseert welk gebod hij heeft overtreden.

De blik van Icarus, afgebeeld op deze kopergravure lijkt ons te achtervolgen. Met angst kijkt hij naar de zon, terwijl zijn wassen vleugels smelten. Op de achtergrond zien we nog zijn verbijsterde vader Daedalus. Het door Goltzius gebruikte perspectief - de toeschouwer ziet Icarus van bovenaf - versterkt deze dramatiek nog.

 

Tegerlijkertijd biedt de close-up van de val een goede mogelijkheid tot het benadrukken van de anatomie, en het gebruik van welvende, aanzwellende lijnen, en het gebruik van het perspectivisch verkort, iets wat ook mee gespeeld zou kunnen hebben in het uitbeelden van deze onderwerpen. Hiermee kon je aantonen een bekwame kunstenaar te zijn

 

Het jaar 1588 was een erg speciaal jaar, omdat de Spaanse vloot “de Armada” verslagen werd door de Engelsen. De Nederlanders blokkeerden van nu af aan de doorgang over het water.
De Nederlanders waren onnoemelijk trots op dit feit , dit schemert door in Goltzius werk.

 

 

 

 

De Val van Icarus door Pieter Paul Rubens

 


 

(hout 27,3 x 27 cm ) , 1637

Koninklijke Musea voor Schone Kunsten, Brussel

 

 

De schets maakt deel uit van een reeks van twaalf schetsen uit het Museum te Brussel, die meestal onderwerpen illustreren die ontleend zijn aan de Metamorfosen van Ovidius, zoals : De val der Titanen , De ontvoering van Hippodamea, De val van Phaeton, etc. In 1636 gaf Filips IV, koning van Spanje, aan zijn broer kardinaal-infant Ferdinand, gouverneur van de Zuidelijke Nederlanden, de opdracht bij Rubens de bestelling te plaatsen van een groot aantal schilderijen, bestemd voor de versiering van de Torre de la Parada, het jachthuis van de vorst in het domein van het Prado, nabij Madrid. De gehele reeks zou bestaan uit allegorische figuren en mythologische taferelen, waaronder De val van Icarus.
Nog tijdens hetzelfde jaar begonnen Rubens en zijn medewerkers waaronder Jordaans en Gowy aan de uitvoering. Zelf schilderde Rubens er maar enkele, maar hij maakte wel alle schetsen (112 in totaal). In januari 1638 waren alle schilderijen klaar. Via Engeland werden ze per schip naar Engeland overgebracht, waar de zending einde april te Madrid toekwam. De decoratie van de Torre de la Parada is de laatste grote bestelling die Rubens uitvoerde op het einde van zijn leven.

 

Op het schilderij is een bezorgde Daedalus te zien, die toe moet kijken hoe zijn zoon al trappelend in de lucht, al bezig is met de val.

In een fel geel licht badend dat duidelijk een overdaad aan zon suggereert, zien we de beide figuren in een close-up in relatie tot het landschap bewegen.

Zowel Icarus als Daedalus zijn dynamisch afgebeeld, de één in een mislukte poging om zich in de lucht te handhaven, de ander wanhopig dichterbij gevlogen, ziende dat zijn goede raad te laat komt. Deze confrontatie waarop beide beseffen dat het onherroepelijke staat te gebeuren heeft Rubens gecentraliseerd.

Onderaan is een landschap geschilderd, met een vage aanduiding van een stad en een haven. In tegenstelling tot Breugels benadering volstrekt onbelangrijk dus.

 

Deze gespierde naakte atletische mannen verraden Rubens’ interesse voor Michelangelo, maar geven ook blijk van zijn opvattingen over de anatomie, die hij formuleerde in zijn ongepubliceerde verhandeling De Imitatione Statuarum”. Zich beklagend over zijn tijdgenoten schrijft hij : “We zien zoveel hangbuiken, zoveel zwakke en beklagenswaardige benen en armen, die zich lijken te schamen voor hun ledigheid”.

Rubens prijst aansluitend daarop het klassieke lichaamstype aan vervolmaakt door oefening en inspanning.

Uit de vele verdraaiingen en verkortingen in de afgebeelde lichamen blijkt het metier van Rubens en zijn medewerkers.

 

De noodzakelijke Engel (Erik Spinoy)

 

Hij zoekt niet meer. Hij heeft

 

Zichzelf van bij na alle beelden, van

Beweging weggesponnen. Zijn huid is

Hard, niet meer doorzichtig. Hij ziet

Alleen de droom in zijn cocon, en weet al

 

Wat hem wekken zal – het voorjaar

Van een weerstand biedend beeld. In een

Museum wachten hutten van de Stille Oceaan –

Huizen met een huisgezicht. En elders houdt

 

De orde van een keizerlijke tuin zich klaar.

Dan wordt hij wakker als een roos. Vleugel

na vleugel maakt hij los. En als hij dan weer

kijkt, ziet hij de huizen en de tuinen

 

stralen, omdat hij zelf verandert in

een koninklijke geest.

                            

Naschrift

Dit is slecht een speldenprik van een fractie van de Icarusmythe en het hybris thema in de kunsten. In de poëzie, beeldhouwkunst, muziek en dans zijn er nog veel boeiende voorstellingen, beschouwingen en uitvoeringen terug te vinden. Ook op Internet zijn er al een aantal verzamelsites te vinden rond dit thema. Mijn archieven groeien dus nog jaarlijks aan…

 

Beknopte Literatuurlijst.

 

-         (1) Ovidius’ Metamorfosen, VIII, 183-259, M. D’Hane-Scheltema; Atheneum Polak & Van Gennep

-         (2) De Val van Icarus, Bertus Aafjes, Meulenhoff Editie; 1985

-         (3) Koninklijke Musea voor de Schone Kunsten van België, Ephrem, Alice Editions, 1996

-         Overmoed komt voor de val - Literatuur en schilderkunst, door Peter Henk Steenhuis
2001-02-23 in dagblad Trouw.

-         De jagers in de sneeuw, Erik Spinoy, Manteau, 1986