Namen van God
                     in het Oude Testament

7) Adoon, Adoniem en Adonaj (Here)

  De in de vorige artikelen besproken namen hebben ons telkens iets
  meer onthuld van het wezen van God: De namen 'El' en 'Elohiem' (God)
  wezen ons op de kracht van God, de naam 'Jahweh' (HERE) op Zijn
  eeuwige God-zijn (Hij is de eeuwige 'IK BEN'), de naam 'Sjaddaj' (de
  Almachtige) op Zijn algenoegzaamheid en goedgunstigheid en de titel
  'Eljoon' leerde ons dat God het allerhoogste Wezen is dat er in en
  buiten ons heelal bestaat. In dit artikel willen we op de drie
  verwante namen 'Adoon', 'Adoniem' en 'Adonaj' ingaan, die in de
  regel in het Nederlands zijn vertaald door 'Here' of 'Heer' (let op
  de kleine letters ter onderscheiding van de naam 'Jahweh' dat als
  'HERE' met hoofdletters wordt weergegeven). Wederom is het voor de
  gewone bijbellezer zonder kennis van de grondtalen moeilijk na te
  gaan welk van de drie genoemde namen ('Adoon', 'Adoniem' en
  'Adonaj') op een bepaalde plaats door het woord 'Heer' is vertaald.
  Deze drie namen (of beter: 'titels') zijn geen 'wezensbeschrijvin-
  gen' van God meer (zoals de vorige namen), maar staan in verband met
  de relatie die er is tussen de almachtige God en Zijn schepselen,
  zwakke stervelingen. Zoals de namen die in de vorige artikelen
  besproken zijn, ons leerden wie God is, zo leren de namen 'Adoon',
  'Adoniem' en 'Adonaj' ons wat de positie is van die grote God ten
  opzichte van deze aarde en ten opzichte van de mens: Het zijn namen
  die Gods superioriteit uitdrukken: God is het Hoofd van deze
  schepping; Hij is Degene die het hier op aarde voor het zeggen
  heeft; Hij is Degene die gebiedt wat er moet gebeuren; Hij is Degene
  die gehoorzaamd moet worden - kortom: Hij is de Heer van deze
  schepping.

  Adoon

  Als eerste dan nu de naam 'Adoon'. Deze naam is afgeleid van een
  werkwoord dat 'regeren', 'besturen' betekent. Adoon is dus de naam
  van God wanneer Hij wordt gezien als Heer, en wel in het bijzonder
  met betrekking tot het regeren. Adoon is de Regeerder, de
  Bestuurder, de Machthebber, de Gebieder. De titel 'adoon' wordt
  daarom vanwege de algemene betekenis 'regeerder' in het Oude
  Testament ook voor mensen gebruikt, en wel om twee soorten relaties
  aan te geven: die van een slaaf tot een meester, en die van een man
  tot een vrouw. Wat het eerste betreft, zo vinden we in Genesis
  44:9,19 knechten, die degenen die gezag over hen hebben, hun 'adoon'
  ('heer') noemen. En zo draagt ook het woord 'adoon' ('heer') in
  Genesis 45:8 heel duidelijk de betekenis van 'bestuurder',
  'regeerder'. Wat de tweede verhouding betreft: zie bijvoorbeeld
  Genesis 18:12, waar Sarai haar man Abraham 'heer' (adoon) noemt (dit
  is trouwens tevens de eerste keer dat het woord in de Schrift
  voorkomt). In de titel 'adoon' schemert respekt door voor de ander,
  omdat deze een positie van gezag bekleedt (vgl. ook 1Petr.3:4,6).
  Tussen een 'heer' en een 'knecht' is er een persoonlijke relatie:
  een heer kan immers alleen maar 'heer' zijn als hij ook slaven onder
  zich heeft; en evenzo is een slaaf alleen maar 'slaaf' omdat er een
  heer boven hem staat. Gezag bij de adoon en onderdanigheid bij de
  knecht gaan hand in hand. Wanneer de titel 'adoon' dus op God wordt
  toegepast, drukt dit dus onze onderdanigheid en afhankelijkheid
  jegens Hem uit: Zo is de 'Here (adoon), de HERE (Jahweh) der
  heerscharen' (Jes.1:24) degene die het recht heeft het volk dat
  onder Zijn gezag ressorteert ter verantwoording te roepen. En om het
  de Israëliet telkens weer in herinnering te brengen dat Hij de te
  gehoorzamen God is, moest elke Israëliet driemaal in het jaar "voor
  het aangezicht van de Here HERE (adoon Jahweh), de God (elohiem) van
  Israël" verschijnen (Ex.34:23; vgl. Deut.16:16). "Want de HERE
  (Jahweh), uw God (elohiem), is de God (elohiem) der goden (elohiem)
  en de Here (adoon) der heren (adoniem - zie straks), de grote,
  sterke en vreselijke God (el)" (Deut.10:17). Daarom gebiedt Psalm
  114:7 ook: "Gij aarde, beef voor het aangezicht des Heren (adoon)".

  Adoniem

  De tweede titel die met 'Heer' wordt vertaald, is 'Adoniem'.
  Eigenlijk is dit gewoon het meervoud van 'adoon', zodat het -
  althans wanneer het op mensen of op engelen betrekking heeft - soms
  ook met 'heren' wordt vertaald (zo bijvoorbeeld in Deut.10:17;
  Jer.27:4). Doch meestal wordt de titel 'adoniem' als een veel
  sterkere vorm van 'adoon' gebruikt en wordt dan gewoon door 'heer'
  in het enkelvoud vertaald: Zoals adoon degene is die de bevoegdheid
  heeft om te regeren, zo is adoniem degene die bevoegdheid heeft om
  te regeren, omdat de voorwerpen van die regering tot zijn bezit
  behoren. Adooon is een machthebber; adoniem is een bezitter, iemand
  die macht heeft over iemand anders krachtens het feit dat hij alle
  rechten over die ander bezit, ja, die ander zelf bezit! Zo vonden we
  in Genesis 45:8,9 dat Jozef de 'regeerder' (adoon) van farao's huis
  was, terwijl Genesis 40:1 leert dat farao zelf 'adoniem' was: Jozef
  is heer over Egypte omdat die macht hem door de farao was
  toevertrouwd (adoon); maar farao zelf is heer over Egypte omdat hij
  (door erfenis of verovering) de bezitter van dat land is geworden
  (adoniem). Ditzelfde verschil in gezagsvorm treffen we ook vandaag
  nog aan: Een schoolmeester heeft gezag over zijn leerlingen, omdat
  de ouders hun kinderen aan hem hebben toevertrouwd; maar die ouders
  zelf hebben gezag over hun kinderen, eenvoudigweg omdat het hun
  kinderen zijn! (In het Nieuwe Testament zien we hetzelfde
  onderscheid in de woorden 'heer' (Grieks: kurios), dat de meer
  algemene betekenis van 'adoon' ('gezaghebber') heeft, en het veel
  sterkere woord 'meester' (Grieks: despotes; vergelijk ons woord
  'despoot') met de betekenis van 'adoniem': de absolute heerser die
  in zijn machtsuitoefening door geen enkele wet gehinderd wordt (vgl.
  Matt.20:15 en zie de noot in de Telos-vertaling bij Luk.2:29).)
  Volkomen in overeenstemming met het hierboven genoemde is dat het
  woord 'adoniem' in 1Koningen 16:24 gewoon door 'eigenaar' is
  vertaald: "Semer, de eigenaar (adoniem) van de berg".

  Nu we het onderscheid kennen tussen de 'adoon' die anderen regeert
  die hem niet toebehoren, en de 'adoniem' die de zijnen regeert,
  kunnen we ook de diepe betekenis van deze laatste naam begrijpen,
  wanneer deze op God wordt toegepast: "de HERE (Jahweh), onze Here
  (adoniem)" (Ps.8:2) is de God tot Wiens bezit wij behoren,
  eenvoudigweg omdat wij door hem zijn geschapen. Vandaar ook het
  woordje 'dus' in het bekende vers uit Psalm 45 over de Messias van
  Israël: "Hij is uw heer (adoniem, dus uw 'bezitter'), buig u dus
  voor Hem neer" (vs. 12) ! Jahweh is "de Here (adoniem) der heren
  (adoniem)" (Ps.136:3), diegene die alle andere gezaghebbers en
  heren, koningen en keizers, generaals en presidenten, engelen en
  demonen, tot Zijn bezit mag rekenen! "Indien Ik dan een heer
  (adoniem) ben, waar is de vrees voor Mij?" (Mal.1:6) Dat wij onze
  God kennen bij de titel 'heer', vraagt om onze dienst, om onze
  gehoorzaamheid, om ons ontzag!

  Adonaj

  We komen nu bij de derde titel: 'adonaj'. Letterlijk betekent deze
  naam: 'mijn adoniem', 'mijn heer' en zo is het ook af en toe
  vertaald (zie bijvoorbeeld Gen.18:3; Ps.16:2; In de regel is het
  Hebreeuwse equivalent van het Nederlandse 'mijn heer': 'adoni', dit
  is: 'mijn adoon'). Maar in de meeste gevallen is deze letterlijke
  grondbetekenis van het persoonlijk voornaamwoord ('mijn') vervaagd
  (vergelijk ook ons woord 'mijnheer' dat oorspronkelijk ook 'mijn
  heer' betekende!). De naam 'adonaj' wordt in het Oude Testament (in
  tegenstelling tot de namen 'adoon' en 'adoniem') alleen voor God
  gebruikt, en wel zo'n 300 maal (meestal in de Psalmen, de
  Klaagliederen en in de latere profeten). De oude Joodse rabbijnen
  beschouwen deze benaming voor God niet alleen als een titel, maar
  als een eigennaam van God met een betekenis die de heilige naam
  'Jahweh' erg dicht benadert (Uit eerbied voor de heiligheid van die
  naam 'Jahweh' sprak men deze bij het lezen van het Oude Testament
  dan ook nooit uit, maar las men altijd 'Adonaj'!). Zoals in de naam
  'Jahweh uitgedrukt wordt, dat Israël in een heel bijzondere relatie
  van gehoorzaamheid en zegen tot God staat, zo drukt de naam 'Adonaj'
  een zelfde gedachte uit, maar dan veel ruimer: namelijk met
  betrekking tot de hele aarde. De mens die erkent dat God zijn
  bezitter (adoniem) is en daarnaar gaat handelen, die noemt die God:
  'Adonaj', een 'Heer' die heel bijzondere rechten op mij heeft...
  Adonaj is dus de naam van God wanneer Hij wordt gezien als de God
  die elk mens op deze aarde onderworpen moet zijn; maar tevens is het
  de naam van een God die Zijn gedachten van vrede ten uitvoer wil
  brengen op deze aarde, Zijn bezit. Zo betekent de bijzondere naam
  'Adonaj Jahweh (Here HERE)' (Jes.40:10) dat God Iemand is die
  persoonlijk gaat ingrijpen ten behoeve van Israël, omdat dat een van
  de vele volkeren van deze aarde is die tot Zijn machtsgebied behoren
  (adonaj), maar ook omdat dát volk Hem nu juist zo na aan het hart
  ligt (Jahweh). (U kunt voor uzelf de parallellen en de verschillen
  eens nagaan tussen de namen 'Elohiem' (God) en 'Adoon', die beide
  God zien als de 'machthebber'; tussen 'Eljoon' (de Allerhoogste) en
  'Adoniem', die beide God zien als de 'bezitter'; en, tot slot,
  tussen de namen 'Jahweh' en 'Adonaj', waarbij in beide gevallen de
  nadruk ligt op de persoonlijke relatie tot deze God.)

  De titel 'Adoniem' wijst op God als de 'eigenaar' van deze hele
  aarde. Wanneer wij hem nu 'Adonaj' noemen, dan erkennen wij Zijn
  rechten over deze aarde, en dus ook Zijn rechten over ons, en bieden
  Hem onze onvoorwaardelijke gehoorzaamheid. Deze betekenis vinden we
  al in de eerste maal dat deze naam (Adonaj) in de Schrift voorkomt,
  te weten in Genesis 15:2. Daar zien wij een Abraham na zijn
  overwinning op de oosterse koningen een aandeel in de krijgsbuit
  weigeren (Gen.14:22-23). Maar vlak daarop horen we de stem van zijn
  God, die Hem dan geweldige beloften doet: "Vrees niet, Abram, Ik ben
  uw schild, uw loon zeer groot" (15:1). Jahweh Zelf is de erfenis
  waarin Abraham zich mocht verheugen! En na dit te hebben gehoord,
  horen wij dan deze oude aartsvader tot zijn grote God zeggen: "Here,
  Adonaj" (vs. 2). Door het uitspreken van deze woorden boog Abraham
  zich voor die God neer, erkende Hij Zijn rechten over deze aarde en
  over zijn eigen leven, en strekte hij zijn lege handen uit naar die
  God om ze door Hem te laten vullen. Het woord 'Adoon' spreekt iemand
  uit omdat hij weet alleen onder de leiding en de bescherming van die
  God te staan; maar in dat woord 'Adonaj' van Abraham ligt nog een
  veel diepere betekenis: Abraham wist dat er een heel bijzondere band
  was tussen hem en zijn Heer, een band van gehoorzaamheid bij Abraham
  en gezag bij zijn God, maar bovenal ook een band van liefde: Abraham
  kon volledig vertrouwen op deze God, hij kon zijn rusteloze ziel
  helemaal overgeven in de handen van die Heer, die voor de Zijnen wil
  zorgen.
  Eenzelfde voorbeeld vinden we in Jozua 7: Nadat God op bovennatuur-
  lijke wijze de muren van de grote stad Jericho had laten instorten
  (Jozua 6) en nadat Israël daarna toch weer het onderspit moest
  delven tegen het kleine, miezerige dorpje Ai (7:2-5), vinden we
  Jozua met gescheurde klederen op zijn aangezicht voor de ark van
  Jahweh (vs. 6) en horen wij hem tot zijn God spreken als tot 'Adonaj
  Jahweh' (vs. 7) en tot 'Adonaj' (vs. 8). Jozua erkende zijn diepe
  afhankelijkheid van zijn Heer, wilde hij en de Israëlieten ooit het
  beloofde land in bezit kunnen nemen. Hij wist dat er maar Een was
  die hen de overwinning kon geven in de strijd tegen de Kanaanieten:
  Zijn 'Adonaj'. In die Here lag Israëls enige hoop - voor Zijn voeten
  wierp Jozua zich daarom ter aarde.

  Onze Heer

  Juist in het feit dat wij onze God 'Adonaj' noemen, ligt het grote
  onderscheid met de wereld: Wij weten wie Jahweh is, wij kennen Hem
  (Jer.9:24; 24:7; 31:34; Joh.17:3). Wij kennen Zijn kracht en weten
  hoezeer Hij te vrezen is (2Kor.5:11) en daarom onderwerpen wij ons
  aan Hem en noemen Hem onze 'Heer' en wij proberen naar die
  belijdenis te handelen. De wereld kent Hem niet (Joh.8:19,55; 17:25;
  Hand.17:23; 1Kor.1:21; 2Thes.1:8) en stelt zich daarom onafhankelijk
  van Hem op: Zij doen naar hun eigen wil (vgl. Dan.8:4; 11:3,16,36);
  zij zeggen: "onze lippen zijn van ons; wie is heer (adoon) over ons?
  (Ps.12:5, Darby-vertaling). Zij leven hun eigen leven. Het woord
  'afhankelijkheid' klinkt hen als een vloek. Maar de Zoon van God
  Zelf heeft ons geleerd te zeggen: "niet mijn wil, maar Uw wil
  geschiede..." (Matt.26:39; vgl. 6:10 en Joh.6:38). En wij mogen het
  ook Paulus nazeggen: "Heer, wat wilt U dat ik doen zal?"
  (Hand.22:10).

  En als we nu eens naar het Nieuwe Testament gaan kijken: Wie is dan
  onze Heer? Is dat niet de gekruisigde en opgestane Rabbi uit
  Nazareth? "Laat het hele huis van Israël dan zeker weten dat God Hem
  zowel tot Heer als tot Christus heeft gemaakt, deze Jezus..."
  (Hand.2:36) Onze zegeningen zijn verbonden met de titel 'Christus'
  (= Gezalfde); maar onze verantwoordelijkheid om te gehoorzamen ligt
  in die titel 'Heer' besloten! Stond het al niet zo over de Messias
  in het Oude Testament, dat Jahweh Hem tot mijn Here (adoon) heeft
  gemaakt (Ps.110:1; vgl. Matt.22:43-44)? Elke tong zal Hem straks als
  'Heer' moeten belijden (Fil.2:11; vgl. Joh.13:13), zoals we het
  zingen:

     De aardse heersers vallen
     voor Hem terneer in 't stof;
     de volken brengen allen Hem
     eer, aanbidding, lof!

  Maar wanneer zal dit dan gebeuren? Wanneer zal elke knie zich voor
  Hem buigen, "want nu zien wij Hem nog niet alle dingen onderworpen"
  (Hebr.2:8)? Is dat niet straks als heel de wereld aan Zijn voeten
  ligt en Hij als de ware Salomo, de 'grote Koning' (Ps.48:3), het
  vrederijk zal regeren? Nu zijn het nog de 'tijden van de volken'
  (Luk.21:24 en vgl. Dan.2); nu is God nog de 'God van de hemel' (zie
  eveneens Dan.2 en vgl. Openb.11:13), de God die in zekere zin Zijn
  handen van de aarde heeft teruggetrokken en vanuit de hemel toeziet
  wat de volkeren in hun harten overleggen (vgl. Ps.2:1-4). Maar er
  komt een moment dat deze God weer gaat ingrijpen en Zijn Koning
  stelt over Zijn heilige berg (Ps.2:6). Dan zal God niet langer meer
  de 'God van de hemel' zijn, maar de 'Heer (adoon) van de ganse
  aarde' (Ps.97:5; Joz.3:11,13; Micha 4:13; Zach.4:14; 6:5; vgl.
  Openb.11:4). Dan zal er op de gehele aarde maar Eén zijn die koning
  is, die de gezaghebber is, maar één 'Heer': Onze Heer Jezus!

  Wij mogen uitzien naar dat moment, dat de verworpen en door de
  wereld vervloekte Jezus de allerhoogste plaats zal krijgen die er in
  deze schepping is: die van 'Here van de ganse aarde'. Wij kennen Hem
  toch nu al als 'Heer', als 'Heer van ons ganse leven'? Laten wij dan
  ook in de praktijk luisteren naar wat Hij ons gebiedt, laten wij dan
  uitvoeren wat Hij aan ons vraagt, en laten wij ons toch telkens weer
  buigen voor Zijn gezag en Hem nu al de eer brengen die straks de
  hele wereld Hem zal moeten brengen!

     U bent mijn Heer, door Uw genade
     roem ik Uw eigendom te zijn. U
     sloeg mij in ontferming gade; wat
     zou mijn harte meer verblij'n! Geen
     woorden kunnen ooit verkonden wat
     ik in U, Heer, heb gevonden.


Uit " Bode van het Heil in Christus"
Voor meer info medema@pi.net
Naar Namen van God, Jahweh Zebaoth (8)