S. Streuper
De familie van Safan, stralende
sterren in een duistere nacht (4)
+-----------------------------------------------------------------------+
¦ ¦
¦ In een reeks van gebeurtenissen over een periode van pakweg 55 ¦
¦ jaar verschijnen ze op het podium van de heilshistorie en spelen ¦
¦ hun rol: leden van de familie van Safan. Ze strijden, vallen, ¦
¦ overwinnen, verliezen. Maar velen van hen betekenen een ¦
¦ rechtstreekse uitdaging voor u en mij in onze tijd. ¦
¦ ¦
+-----------------------------------------------------------------------+
Elasa
Elasa, de zoon van Safan, verschijnt op het toneel van de
heilshistorie na de tweede deportatie waarbij Jechonja (=Jojachin
of -kin), de gebiedster (de koningin), de hovelingen, de vorsten
van Juda en Jeruzalem, de handwerkslieden en de smeden Jeruzalem
hadden verlaten richting Babel, overeenkomstig de woorden van
Jeremia, de profeet, uitgesproken o.a. op de eerste en tweede
grote protest-akties in de tempel. Elasa wordt samen met een
zekere Gemarja, zoon van Hilkia (dus niet te verwarren met zijn
broer!) als een soort ambassadeur naar Babel gezonden door koning
Zedekia, de zoon van Josia (Jer.29:3). Van deze gelegenheid maakt
Jeremia gebruik een brief mee te geven aan Elasa, geadresseerd aan
het overblijfsel van de oudsten der ballingen, de priesters, de
profeten en het ganse volk dat Nebukadnezar uit Jeruzalem naar
Babel had gevoerd. In deze brief roept hij het volk op zich daar
vaste voet te kiezen omdat de Here de eerste zeventig jaar niet
naar hen zal omzien. 'Zoekt de vrede voor de stad, waarheen ik u
in ballingschap heb doen wegvoeren en bidt voor haar tot de Here,
want in haar vrede zal uw vrede gelegen zijn', zo roept Jeremia de
ballingen de woorden Gods toe. Zo zien we in dit gedeelte opnieuw
twee nazaten van twee getrouwe strijders uit de laatste
hervormingsperiode. Zedekia, de zoon van de vrome Josia, en Elasa,
de zoon van diens vertrouweling, Safan. Over de eerste vinden we
in de Schrift niet één goed woord. Van Elasa, de zoon van Safan
blijkt dat Jeremia hem het woord van God kan toevertrouwen en dat
hij bereid is dit te doen. Hierin betoont hij zich een waardige
zoon van zijn vader.
Dat het woord van God zeer hoog in het vaandel geschreven staat
bij de familie van Safan blijkt ook ondubbelzinnig uit Gedalja's
geschiedenis (Jer.40).
Gedalja
Hij is de zoon van Ahikam, die toen iedereen het af liet weten
Jeremia in bescherming nam. Gedalja heeft getoond dat hij uit
hetzelfde hout gesneden was. Toen Nebukadnezar Zedekia had
vernederd en allen, op de armen na, naar Babel had gedeporteerd,
stelde hij gedalja aan als 'stadhouder' over wat geen stad meer
genoemd kon worden: de overgeblevenen van Juda. Gedalja vestigde
zich in Mizpa en gebood, geheel en al in overeenstemming met de
boodschap van Jeremia, de mensen die Nebukadnezar onder zijn hoede
geplaatst had, dat ze in het land zouden blijven wonen en
onderworpen zouden blijven aan de Chaldeeën. Van hen behoefden zij
geen kwaad te vrezen. Omdat Gedalja deze houding aannam, die
gefundeerd was op het Woord des Heren, werd hij door een zekere
Ismaël gedood. Gedalja heeft zijn trouw aan Gods woord met de dood
moeten bekopen. De betekenis van zijn naam is: Groot is de Here.
En in zijn leven heeft hij getoond welke praktische consequenties
hij aan de betekenis van zijn naam heeft verbonden. Tot in de
marteldood heeft hij de Here groot gemaakt. Al wordt zijn naam
niet genoemd in de lijst van de geloofshelden in Hebr.11, toch
mogen wij hem rangschikken tussen al die martelaren die de
schrijver van deze brief, samenvat in de woorden: 'ook deze allen,
hoewel door het geloof een getuigenis aan hen gegeven is, hebben
het beloofde niet verkregen, daar God iets beters met ons
voorhad...' (Hebr.11:39).
Wat zou het mooi zijn, wanneer we het konden laten bij deze trouwe
nazaten van het gezin van Safan, die zo ontzettend rijk gezegend
was in zijn zonen, die kostte wat kostte de voetsporen van hun
vader drukten en in tijden dat het woord van God bekritiseerd en
fel bestreden werd op de bres stonden voor de waarheid van God.
Maar helaas komen we nog één keer de toevoeging 'de zoon van
Safan' achter een naam tegen. Het is Jaäzanja; hij staat vermeld
in het boek Ezechiël (8:11). En zowel de plaats als de tijd waar
we hem tegenkomen maken duidelijk dat er niet zoveel redenen zijn
om te veronderstellen dat dat wel een andere 'Safan' geweest zal
zijn.
Jaäzanja
Ezechiël, die als balling in Babel aan de oevers van de rivier
Kebar woont, zit met de oudsten van Juda in zijn huis (Ezech.1:2;
8:1). Het is het zesde jaar van Jojachins ballingschap, dat
samenvalt met het zesde jaar van de regering van Zedekia. Dat is
nog steeds de tijd waarin de zonen van Safan een rol spelen. Een
gedaante als van vuur grijpt een haarlok van Ezechiël, heft hem op
tussen hemel en aarde en brengt hem in gezichten Gods naar
Jeruzalem. Daar ontdekt de profeet alle afgodsbeelden die sinds
Jojakims regering weer opnieuw ingevoerd werden. Komende bij de
ingang van de voorhof, breekt hij door de muur heen en komt voor
een deur te staan. De Geest geeft hem te verstaan, dat aan de
andere kant van de deur boze gruwelen bedreven worden. De Schrift
zegt: 'En ik (Ezechiël) ging naar binnen en zag en zie, daar waren
allerlei afbeeldingen van gruwelen - kruipend gedierte en beesten -
en van al de afgoden van het huis van Israël, als graveerwerk op
de muur, overal in het rond; en zeventig mannen uit de oudsten van
het huis van Israël met J a ä z a n j a, d e z o o n v a n
S a f a n 'in hun midden', stonden daarvoor; ieder had zijn
wierookvat in de hand, en de geurende wolk van het reukwerk steeg
op. Hij zeide tot mij: Hebt gij gezien, mensenkind, wat de oudsten
van het huis Israëls in het donker doen, ieder in zijn kamer met
afbeeldingen? Want zij denken: de Here ziet ons niet; de Here heeft
het land verlaten' (Ezech.8:10-12).
Jammer dat we de geschiedenissen van de familie van Safan niet
konden afsluiten met Gedalja, zijn kleinzoon! Het verhaal had dan
kunnen eindigen als een succes-story van een respectabele
gezaghebbende vader in Israël voor wie iedereen beleefd 'zijn hoed
moest afnemen'. Opvoeders en leraars zouden hun pupillen gewezen
hebben op dit onkreukbare voorbeeld.
Maar het zou niet het ware beeld geweest zijn van het 'normale
christelijke gezin'. Daarom mag Jaäzanja niet worden vergeten.
Plotseling en heel onverwacht wordt één van de zonen van Safan door
Gods Geest op de voorgrond geschoven. We hadden er allerminst op
gerekend deze Jaäzanja in Ezechiëls visioen te ontmoeten. Maar het
is onmogelijk hem hier over het hoofd te zien. En dan bevindt hij
zich ook nog 'in het midden' d.w.z. als leider van de oudsten van
Israël, die in het donker hun gaven van wierook aan hun afgoden
offeren. Wat moet dat elke dag opnieuw weer een donkere schaduw
geworpen hebben op het pad van Safan. Wat een zorg voor deze vader.
Wat een verdriet over zo'n zoon die zich radicaal en totaal
afgekeerd heeft van de weg waarin hij hem is voorgegaan. In zijn
dwaasheid dacht Jaäzanja wiens naam betekent 'de Here verneemt het':
'De Here ziet ons niet' (Ezech.8:12). Mís Jaäzanja, de Here verneemt
het wel terdege!
Zonen van Josia
Het verdrief van Safan over deze zoon dringt zich aan ons op
wanneer we over deze laatste nadenken. Maar wat dan te zeggen van
het verdriet dat koning Josia gehad moet hebben, die Safan zovele
jaren diende? Wij weten niets over het gedrag van zijn zonen
gedurende zijn leven. Nog geen honderd jaar oud verloor Josia zijn
leven op het slagveld in de vlakte van Megiddo toen hij tegen
Farao Necho streed, zonder vooraf de Here geraadpleegd te hebben.
Het volk stelde Josia's zoon Joahaz aan tot koning. Na drie
maanden geregeerd te hebben werd deze door Farao Necho onttroond.
In deze drie maanden zag hij toch nog kans om de geschiedenis in
te gaan als een koning 'die kwaad deed in de ogen des Heren'
(2Kon.23:31). En Jeremia profeteert in 22:10 over Sallum (=Joahaz):
'Weent niet over de dode, klaagt niet over hem die is
heengegaan, want hij zal niet terugkeren om zijn geboorteland te
zien'. Veelzeggend duidt de profeet Joahaz aan met 'de dode', en
dat terwijl hij nog leeft! In zijn plaats werd zijn broer Eljakim
koning, die Farao Necho de naam Jojakim gaf. Maar ook van hem zegt
het boek Koningen: 'hij deed wat kwaad is in de ogen des Heren'
(23:37) (we hebben zijn ware karakter al ontdekt bij het knappend
haardvuur). Trouwens, wat Jeremia over hem gezegd en geprofeteerd
heeft moet voor Josia hartverscheurend geweest zijn, wanneer hij
daarvan op de hoogte is geweest. 'Daarom zegt de Here aldus van
Jojakim, de zoon van Josia, de koning van Juda: Men zal niet om
hem klagen: ach mijn broeder, of ach zuster; men zal niet om hem
klagen: ach heer, of: ach zijne majesteit! Met een ezelsbegrafenis
zal hij begraven worden: wegslepen en nederwerpen buiten de
poorten van Jeruzalem' (Jer.22:18). Nadat Jojakim het boek van
Jeremia verbrand had, werd de profetie nog uitgebreid: 'Hij zal
niemand hebben, die op de troon van David is gezeten en zijn lijk
zal neergeworpen liggen in de hitte overdag en in de koude des
nachts' (36:30). Jojakims zoon Jojachin werd koning in zijn
plaats. En evenals zijn oom Joahaz zag hij kans om in honderd
dagen hetzelfde predikaat te halen als zijn voorgangers: 'hij deed
wat kwaad was in de ogen des Heren'. Dat was dan Josia's
kleinzoon. Met hem hield het helaas nog niet op. Zedekia is ook
een zoon van de vrome Josia en de laatste in de rij van de
koningen van Juda. Hij regeerde elf jaar. Hij deed wat kwaad was
in de ogen van de Here zijn God. Hij verootmoedigde zich niet voor
de profeet Jeremia, die in opdracht van de Here sprak
(2Kron.36:11).
Ouders en kinderen
Dit zijn drie zonen en één kleinzoon van de hervormer-koning
Josia. Hij had er vier. Zijn eerstgeborene heette Johanan. Van hem
deelt de Bijbel ons niets mee. Mogelijk is hij reeds vroeg
gestorven. Het is natuurlijk niet uitgesloten dat de zonen van
Josia eerst na het sterven van hun vader overstag zijn gegaan,
maar het is evengoed aannemelijk te maken dat deze negatieve
ontwikkelingen al veel eerder bij zijn zonen aan het licht traden.
Daarom lijkt het mij niet gewaagd te beweren dat Josia in staat
moet zijn geweest iets te begrijpen van het leed van zijn trouwe
dienaar Safan over die ene weerbarstige zoon Jaäzanja. Maar dit
leed kon geen van beide verhinderen zelf trouw te zijn in hun
roeping en het maakte hen niet minder geschikt voor de taak die
zij van Godswege ontvangen hadden. Het moge ons leren begaan te
zijn met het leed van hen wier kinderen een andere weg verkozen
dan de weg van Christus. Maar ook is de les dat, wanneer kinderen
hun ouders navolgen in de voetsporen van hun Heer, de reden
daarvan nooit is dat zij bétere voorbeelden geweest zijn voor hun
kinderen dan andere ouders. De reden waarom kinderen de weg van
het geloof bewandelen is heel eenvoudig deze: zij hebben zich door
de werking van Gods Geest tot God bekeerd en dienen Hem in de
kracht van diezelfde Geest. Dit neemt natuurlijk niet weg dat het
voorbeeld van ouders daarbij een heel belangrijke rol speelt en
soms ook een doorslaggevende rol, zowel in positieve als in
negatieve zin. Maar het ongetwijfeld navolgenswaardige voorbeeld
van Josia heeft er helaas niet toe geleid dat zijn zonen zich
bekeerden en zijn voetsporen drukten, evenmin als het voorbeeld
van Safan zijn zoon Jaäzanja tot bekering leidde. Dat doet alleen
de genade van God (Rom.2:4). Ouders met bekeerde en gelovige
kinderen die samen met hen dezelfde weg van het geloof bewandelen,
hebben dan ook alle reden om heel diep onder de indruk te zijn van
Gods barmhartigheid en genade die al hun kinderen mogen kennen.
Laten ze klein en stil worden bij zo'n grote zegen. Toch wil
diezelfde genade de ouders bij wie het anders is gelopen evengoed
in staat stellen stil en vertrouwend hun weg te gaan met God. De
geschiedenis van Josia en Safan bevatten voldoende elementen om
dit aan te tonen. God leidt alle dingen naar de raad van zijn wil.
Zijn gedachten zijn hoger dan onze gedachten en zijn wegen hoger
dan onze wegen. En voor ons allen geldt dagelijks, dat wij onze
wegen hebben te onderzoeken of het wel de wegen van de Heer zijn.
Zijn genade wil ieder van ons in staat stellen om die te leren
kennen en te leren lopen.
Uit " Bode van het Heil in Christus"
Voor meer info medema@pi.net
Naar De familie van Safan (5)