De Tabernakel
(2)
J.G. Fijnvandraad
Een brede poort
De poort, de deur, van de voorhof is 10 meter breed. Dit is heel
wat breder dan een huisdeur, of een kerkdeur. Deze deur wordt
niet op een bepaalde tijd geopend om mensen binnen te laten, om
vervolgens gesloten te worden, als de godsdienstoefening begint.
Nee, deze brede deur staat altijd open. God nodigt zijn volk uit
om binnen te komen, om Hem te dienen. De toegang is ruim, de
toegang is vrij! Van 's morgens tot 's avonds kan iedere Israëliet
bij God komen om Hem te dienen.
Deze deur spreekt eigenlijk niet van de toegang van een zondaar
tot God. In verband daarmee wordt er gesproken van een nauwe of
enge poort en een smalle weg (Matth.7:13,14). De deur van de
bekering is zo nauw, dat een zondaar er alleen persoonlijk door
kan gaan. Men kan niet samen, bij wijze van spreken arm in arm,
naar binnen. De toegang tot de tabernakel spreekt ervan dat het
volk van God een ruime toegang heeft om God te dienen.
Een beeld van de Heer Jezus
De deur is gemaakt van wit, fijn linnen. De kleuren van de deur
zijn blauw, purper en scharlaken. Wit, fijn linnen spreekt van
reinheid en gerechtigheid. Blauw spreekt van de hemel; purper en
scharlaken zijn de kleuren van koninklijke majesteit. Bij deze
deur mogen wij denken aan de Heer Jezus. Hij heeft gezegd:
"Niemand komt tot de Vader dan door Mij" (Joh. 14:6). Zijn
volmaakte mensheid, zijn Goddelijkheid en zijn koninklijke
waardigheid (als koning der koningen en koning der Joden) worden
door deze kleuren aangegeven.
Een brandoffer of een zondoffer
Als een Israëliet met een offerdier door de poort is gegaan dan
bevindt hij zich in de voorhof. Nu moet hij aan de priester
vertellen, wat voor offer hij komt brengen. Daarvan hangt
namelijk af hoe het dier geofferd zal worden. Bijvoorbeeld bij een
brandoffer wordt het hele dier op het altaar gebracht, behalve de
huid. Het hele offerdier wordt verbrand, tot eer van God. Maar bij
een zondoffer wordt alleen het vet aan God geofferd door het op
het altaar te verbranden.
Als een Israëliet gezondigd heeft, moet hij er dus openlijk voor
uitkomen wat voor zonde hij gedaan heeft, hij moet die zonde
belijden. En voor die zonde moet een zondoffer gebracht worden.
Het kan natuurlijk ook zijn, dat hij vrijwillig een offer wil
brengen, bijvoorbeeld een brandoffer.
De handen op de kop van het offerdier
In beide gevallen moet hij eerst zijn handen op de kop van het
dier leggen. Als hij een brandoffer brengt, betekent deze
handeling dat de waarde van het offer overgaat op de Israëliet en
hij dus aangenaam is voor God. Als hij een zondoffer brengt, dan
gaat de schuld van de Israëliet over op het dier. Het dier wordt
geofferd en daarmee word zijn schuld weggenomen.
Het koperen brandofferaltaar
De Israëliet moet zelf het offerdier slachten, maar hij mag het
dier niet offeren. Dat is de taak van de priester. Dat gebeurt op
het koperen brandofferaltaar. Dit altaar is gemaakt van hout en
het is met koper beslagen. Een eerste laag koper is er bij de
Sinaï op aangebracht. Later is het altaaar nog eens overtrokken
met een tweede laag koper, gemaakt van de vuurpannen van de 250
opstandige volgelingen van Korach (Num16:36-40). Koper geleidt de
warmte goed en daarom verschroeit het hout niet, terwijl er toch
altijd vuur op het altaar brandt. Op dat altaar wordt elke morgen
en avond een algemeen offer gebracht, daarbij komen nog de vele
persoonlijke offers.
Het rooster
Bij het altaar is een netwerk aangebracht. Volgens velen dient dat
als een rooster waarop het hout en de offerdieren gelegd worden.
Anderen, bijv. ds. J.Schouten, houden het op een omlijsting aan de
buitenkant, in de binnenkant zou dan aarde of steen aangebracht
zijn, waarop het hout en het offerdier gelegd worden.
De betekenis van de 4 horens van het altaar
De afmetingen van dit altaar zijn: 2 1/2 bij 2 1/2 bij 1 1/2
meter.
Dit altaar moet zo groot zijn, want een hele stier moet erop
geofferd kunnen worden en soms worden veel offers tegelijk
gebracht.
Aan de vier hoeken van het altaar bevinden zich horens. Deze
horens doen wel dienst om de offerdieren eraan vast te maken
(Psalm 118:27). Ook kunnen mensen ze vastgrijpen. De horens dienen
dan als een tijdelijke vrijplaats (Ex. 21:13,14; 1 Kon. 1:50;
2:28).
Maar deze horens hebben ook een symbolische betekenis. Een horen
spreekt van kracht. Aan die horens wordt het bloed van de
zondoffers gestreken. En bloed spreekt van verzoening. Een horen
met bloed ziet dus op de kracht van de verzoening. Dat deze horens
zich bevinden aan de vier hoeken van het altaar, kan heenwijzen
naar de vier windstreken. Met andere woorden: de verzoening strekt
zich uit tot de hele wereld.
Het wassen van de priesters
Het eigenlijke offerwerk wordt dus verricht door de priesters.
Alle mannelijke nakomelingen van Aäron zijn priesters. Op ca. 30
jarige leeftijd wordt zo iemand tot priester gewijd door een
rituele wassing, die eens voor altijd geldt. Die hoeft nooit meer
herhaald te worden. Wel moet de priester regelmatig zijn handen en
voeten wassen in het koperen wasvat om zijn dienst te kunnen
verrichten in het heiligdom.
Bij de voetwassing zegt de Heer Jezus tegen Petrus: 'Wie gebaad
is, heeft alleen nodig zich de voeten te laten wassen, maar is
geheel rein'(Joh. 13:10). Wij mogen aannemen, dat Christus hier
denkt aan de priesterwijding, waarbij de priester gereinigd en
geheiligd wordt, om als priester te kunnen optreden. Iedereen die
in Jezus Christus gelooft, is gereinigd om priester te zijn. Maar
als gelovigen worden wij beïnvloed door deze wereld. Daarom is het
nodig, dat wij onze voeten ('onze wandel') laten reinigen door
het Woord van God.
Enerzijds zegt de Heer Jezus: "U bent al rein om het woord dat Ik
tot u heb gesproken" (Joh.15:3). Dat is onze positie.
Anderzijds lezen wij de Christus zijn gemeente voortdurend reinigt
door de wassing met water door het Woord (Ef. 5:26). Dat heeft te
maken met onze levenspraktijk.
De spiegels van de vrouwen
Het koperen wasvat waar de priesters hun handen envoeten moeten
wassen staat ook in de voorhof. We weten dat het uit een voetstuk
en een bekken bestaat, maar van de preciese vorm en van het
gewicht weten we niets. Wel weten we dat het gemaakt is van de
spiegels van de vrouwen die allerlei (schoonmaak) werkzaamheden
verrichten bij de ingang van de tabernakel. Hoe kan een koperen
wasvat van spiegels gemaakt zijn? Wel, de spiegels zijn niet
gemaakt van glas (de kunst van het glas maken dateert pas uit de
middeleeuwen), maar van koper, dat net zo lang gepolijst is,
totdat men zich erin kan zien. Het zijn kostbare voorwerpen. De
vrouwen hebben echter zoveel liefde voor God, dat zij deze
spiegels afstaan voor de inrichting van de tabernakel. Deze
spiegels die eerst dienden om lichamelijke schoonheid te
bevorderen, dienen nu om de priesters schoon te doen zijn voor de
dienst van God. (Natuurlijk hebben de vrouwen zich later wel weer
spiegels aangeschaft. Het gebruik ervan is niet verboden).
De woning van God
Nu zijn wij gekomen bij de eigenlijke woning van God. Deze woning
bestaat uit twee vertrekken, namelijk het heilige en het heilige
der heiligen. In het heilige vinden wij het gouden
reukofferaltaar, de gouden kandelaar en de tafel met toonbroden.
In het heilige der heiligen bevindt zich de ark met het
verzoendeksel. Dit is de plaats waar God woont in het midden van
zijn volk.
48 planken en 9 pilaren
Deze woning (eigenlijk:'tentwoning') bestaat uit totaal 48
planken. Elke plank is 5 m. hoog en 75 cm. breed. De dikte zal
minimaal 10 cm. geweest zijn. Er zijn 2 keer 20 planken in de
lengtezijden en 8 (waarvan 2 hoekplanken) in de breedtezijde, aan
de westkant. Aan de oostkant is de ingang, daar staan 5 pilaren
met koperen voeten. Tussen het heilige en het heilige der heiligen
staan 4 pilaren met zilveren voeten.
Uit " Bode van het Heil in Christus"
Voor meer info medema@pi.net
Naar De Tabernakel (3)