De verjaardag van Hendrika Klaver (uit: Schoolland, 1925)

September. Woensdagavond.

Hendrika Klaver was vandaag jarig; tien jaar. 't Is geen florissante verschijning; 't is zo'n beetje 't genre van Leentje Roos: viezig en armoedig en 't gezichtje zorgelijk. Maar ze had het tóch klaar weten te spelen dat vanochtend haar zakje `lekkers' op mijn tafeltje lag, waaruit ze zou trakteren. 't Zag er nogal verfomfaaid en onsmakelijk uit, het zakje; 't lag op mijn tafeltje als een stukje achterbuurtswinkeltjes-ellende en deed mij helemaal niet feestelijk aan. Ik deed net of ik de traktatie niet zag en ging tersluiks naar de kast en keek even in m'n foliant, m'n klasseboek, en zag dat Hendrika Klaver de jarige was. Toen zag ik plotseling wel het lekkers liggen en zei: `Ha, weer 's een jarige? Als 't maar lekker is, Hendrika.'
Ik stapte naar haar toe -- ze zat verlegen glimlachend in haar bank -- en feliciteerde haar vrolijk. Haar handje was een beetje kleverig..., achter me hoorde ik een van de meisjes tamelijk hardop zeggen: `Ik lust ze niet. Ajakkes.'
M'n eerste opwelling was me om te willen draaien en de spreekster eventjes de mantel uit te vegen, maar meteen bedacht ik dat zoveel gerucht, hoe ondubbelzinnig ik ook m'n afkeuring uitsprak, toch min of meer pijnlijk voor de jarige zou zijn en ik besloot niets te zeggen en af te wachten hoe 't verder liep. Goed raad wist ik eigenlijk niet.
We gingen lezen. Ik gaf Hendrika Klaver de eerste beurt, omdat ze jarig was, en toen ik merkte dat ze werkelijk wonderbaarlijk goed las, liet ik haar doorlezen, het hele lesje uit. Zo'n extra lange beurt is een enorme traktatie...
Toen kwamen de andere beurten, veel korter; en terwijl ik daar zo rustig achter m'n tafeltje zat te luisteren, kreeg ik een zonderlinge inval: ik maakte het zakje lekkers open en snoepte, doodkalm!
`O!' riep dadelijk Mina Helm en de hele klas keek op; Hendrika Klaver glimlachte me goedig toe, maar de meesten hadden toch niet gezien wat ik gedaan had en keken informeerderig om zich heen. `De meester snoepte!' lichtte Mina Helm ze gauw in; ik zat zeer duidelijk te eten; 't was een chocoladeflikje van afgrijselijke kwaliteit, er zat een soort verfsmaak aan, maar ik smulde duidelijk. En nu begrepen ze en ging er een vreugdevol gehuil op over de ondeugende meester. Ik strekte weer m'n hand uit en pakte weer 'n flikje en bracht het langzaam naar mijn mond; 'k rook de rare verflucht -- maar ja, dat was slechts een der ongerieflijkheden des beroeps en ik smulde weer duidelijk. De jongens voor me zaten met wijze mannengezichten de zeer goeie mop die ik uithaalde te waarderen en lieten zich niet verleiden tot protest. De meisjes deden anders: speelden de rol van brutaaltjes, van strenge moedertjes tegenover de ondeugende kwajongen die ik voorstelde; dreigden, waarschuwden, protesteerden met gillende sopraantjes. 't Was aardig, 't was eigenlijk best 'n beetje verfsmaak in m'n mond waard...
`'t Mág van Hendrika,' verdedigde ik me zo kinderachtig als ik maar kon en ten derde male strekte ik mijn hand uit naar 't zakje. Een stuk of vijf, zes meisjes waren d'r bank uitgelopen en drongen om Hendrika heen, stookten haar op om in te grijpen, fluisterden haar raadgevingen in. Letten er niet op hoe dicht ze bij Hendrika kwamen, hoe d'r vieze haar langs hun gezichten streek.
Onder breed lachende bijval van de jongens stak ik leuk-kalm het derde flikje in m'n mond; en bij wijze van uitval, ze leek werkelijk wel 'n katje, vloog Marietje de Boer op m'n tafeltje af, greep het zakje en bracht het in veiligheid bij Hendrika. `Stop weg! Stop weg!' En ja hoor, Hendrika koos partij en stopte het zakje weg, ergens onder haar vale jurk.

`k Had 'n hele kalmeringskarwei, eer we weer met de nodige rust onze leesles konden voortzetten; eigenlijk bleef het de hele leesles door maar zozo met de orde: telkens en telkens wilden de meisjes weer de komedie beginnen en ik begreep het: normaal zou de klas pas weer worden als het zakje lekkers goed en wel geconsumeerd was.
Vlak voor 't speelkwartier wenkte ik Hendrika dat ze kon `uitdelen'. En met voldoening zag ik hoe het kind daaraan begon met het trotse gevoel werkelijk te gaan trakteren; ik loerde d'r op of er iemand soms iets zou laten merken van de verfsmaak. Die zou ik dan even, nam ik me voor.
Welnu, ik loerde vergeefs, állen namen; ieder twee, want Hendrika zei telkens: `Op één been kan je niet lopen'; en ofschoon de verflucht duidelijk uit de klas opsteeg -- allen smulden. Ze deden niet alsof, zoals ik, ze smulden wérkelijk. Ach, verwend op 't gebied van snoepen zijn ze ook géén van allen.
Er bleven nog wat flikjes over in het puntje van het zakje. Hendrika hield het trots omhoog en zei: `Voor de handwerkjuffrouw, vanmiddag!'
Mooi, dacht ik, kan die juffrouw, Montagne heet ze geloof ik, óók even van de verf genieten... en dadelijk daarop dacht ik aan juffrouw Veldman. En hoog-ethisch farizeeërde ik: `En juffrouw Veldman, je ouwe juffrouw, krijgt die niets, vergéét je die?' `Neemt toch nooit,' zei Hendrika. En van alle kanten werd het met ijver bevestigd: juffrouw Veldman liet je wel altijd uitdelen als je jarig was, maar zelf lustte ze niets ervan.

Ik zou liegen als ik beweerde dat er kritiek in klonk, toen de klas dat van juffrouw Veldman vertelde. De kinderen hebben de hoogheid van de juffrouw, haar staan bóven de sfeer van de zakjessnoeperij, geaccepteerd. Maar toch -- ik geloof dat ik door die kleine opoffering van even 'n beroerd smaakje, veel sterker dan zij stond tegenover de nuffige aanstelstertjes die van plan waren geweest Hendrika Klaver te kleineren.
Ik ben het eens met Kraak. Die rookte laatst in 't speelkwartier een sigaar... om van te rillen. En toen wij hem in 't ootje namen om de stinkstok, zoog hij met baldadig welbehagen aan het slechte rokertje en zei: `Vanochtend van Gerrits vader gekregen, zoiets rook ik uit principe altijd op. Denk je dat Gerrit er thuis geen verslag van doet, of ik 'm nog opgestoken heb?'
`Je moet 'n gegeven paard... hč?' zei Van der Lee wijs.
`Ja, jij snapt er weer niks van,' zei Kraak, nog eens een lucifer nemend, want de sigaar brandde in.
Ik kan niet goed begrijpen hoe ik opeens zo sentimenteel word, nu ik hier dat van Hendrika Klaver opgeschreven heb. Op 't ogenblik zit ze thuis, d'r verjaardag te vieren. Hoe? Misschien is dat zakje vanochtend haar énige vierderij geweest. 'k Zou wel eens even om 'n hoekje willen kijken. De wereld kon toch nog heel wat natuurlijker zijn. Stel je voor dat ik als meester daar doodgewoon vanavond binnen was komen stappen, om mee te doen. Als er een brok ouwe achternicht van m'n vrouw jarig is, dan zitten m'n vrouw en ik er op visite, ik doe d'r waarachtig een schone boord voor om. Maar als Hendrika Klaver of een ander uit m'n klas, waar ik dagelijks mee te maken heb, jarig is, dan heb ik daar niet bij nodig.
Ik kijk naar de kiek van m'n vorige klas. De meesten vier jaar gehad, toch geen kleinigheid. Voor hun niet en voor mij niet. Maar het eerste de beste neefje van m'n vrouw moet me toch maar nader staan. We konden de wereld voor 't zelfde geld heel wat natuurlijker inrichten...
Ik ben óók lelijk in de war: 't is nota bene al over elven, dat jarige kind is natuurlijk allang naar bed.

Uit Theo Thijssens boek Schoolland. de roman van een klas, 1925, eerder verschenen als feuilleton in School en Huis, een door Thijssen geredigeerde uitgave van de Bond van Nederlandse Onderwijzers. Dit ontroerende fragment verscheen het eerst in School en Huis van zaterdag 10 november 1923.


Homepage: Theo Thijssen Museum
Schoolland: feuilleton


This page has been visited times.