Theo Thijssen op de klapstoel


Postuum Parool-interview

Dagblad Het Parool publiceert al jaren in zijn zaterdagse bijlage de rubriek 'Op de klapstoel', waarin bekende Nederlanders worden geïnterviewd door ze te laten reageren op trefwoorden. (Het laatste trefwoord is steeds de naam van de vorige geïnterviewde.) Ter gelegenheid van de opening van het Theo Thijssen Museum op zaterdag 11 maart 1995 liet de krant ook Theo Thijssen postuum op de klapstoel plaatsnemen.

Theo (voluit Theodorus Johannes) Thijssen (1879-1943) was schoolmeester, redacteur van onderwijsbladen, vakbondsbestuurder, politicus en schrijver.
Hij werd vooral bekend door de roman Kees de jongen (1923), die werd herdrukt in het eerste deel van zijn Verzameld Werk (1993), samen met de roman Barend Wels en het kinderboek Jongensdagen. Binnenkort verschijnt het tweede deel, waarin Schoolland, De gelukkige klas en Het grijze kind zijn opgenomen. Vandaag opent burgemeester Patijn het Theo Thijssen Museum in het geboortehuis van de schrijver.

- De Jordaan
Daar ben ik geboren. De Jordaan heeft altijd een nogal bedenkelijke reputatie gehad. Als kind ontkende ik altijd dat ik daar woonde. Ik bedoelde dan zo ongeveer: de buurt waar ik woon, is veel netter en fatsoenlijker dan de Jor-daan waar iedereen van gehoord heeft. Later is me duidelijk geworden dat veel van wat de Jordaan z'n beruchtheid bezorgd heeft niets typisch Jordaans had en dat het eigenlijke ware karakter van dit stadsdeel niets te maken heeft met de min of meer verhitte verhalen die men over elke zogenaamde volksbuurt kan vertellen. De Jordaan die onze land-genoten kennen, is niets dan een parodie op de werkelijke. De buurt waar ik woonde, was wel degelijk hartje Jordaan, en ik was een rasecht Jordanertje, dat ben ik pas later gaan begrijpen.

- De Westertoren
Onze straat keek uit op de prachtige Westertoren. Als ik als kleine jongen op de stoep zat en naar de toren keek, hinderde het me altijd dat hij zo erg dicht bij de ene huizenkant stond; ik ging liever midden op de straat staan, dan kwam de toren mooi in het midden tussen de huizen. Maar ik werd altijd met de nodige verontwaardiging naar binnen gesleept: moest ik soms door een kar overreden worden? Laat ik nu zo'n zestig jaar later op het Damrak een ets van Brandenburg zien, een doorkijk door de Eerste Leliedwarsstraat op de Westertoren, en daar stond die goeie ouwe bekende toch maar precies zoals ik het als kind verlangde: behoorlijk in het midden! Natuurlijk heb ik die ets gekocht; na zoveel jaren had iemand me toch maar gelijk gegeven.

- Do
Zo werd ik thuis genoemd. Ik had het land aan de afkorting die eerst voor mijn naam werd gebruikt: 'Dorus'. Dorus vond ik nou net een naam voor een sufferd. Opoe Fieggen, mijn grootmoeder van moederskant, had uitgevonden me bij wijze van liefkozing 'Do' te noemen en waarschijnlijk omdat het een uitvinding van die aangebeden grootmoeder was, vond ik die naam in m'n hart de meest gewenste. Mijn moeder merkte dat en ging me ook 'Do' noemen en zo langzamerhand volgde de rest van het gezin. Later heb ik 'D.O.' wel als pseudoniem gebruikt voor mijn stukjes in De Nieuwe School.

- Kinderboeken Als ik een kinderboek lees, denk ik dikwijls aan Kloos, die gezegd heeft dat kinderen koningen zijn. Wie voor kinderen schrijft, kan dus niet de eerste de beste zijn. Hij moet een beetje een nette vent zijn; een beetje elegant, hè, met af en toe een sierlijk gebaar. En wat zijn het toch meestal een geestes-plebejers, die kinderboekenschrijvers! Een kinderschrijver moet schrijver zijn. Hem moet de taal iets méér zijn dan het ons gewone mensen is. Hij moet zoveel van het kind houden, dat het kind hem verstaat. Een kinderboek beoordelen is alleen maar kijken of het echt is, of de schrijver een kinder-kunstenaar is.

- Favoriet kinderboek
De Woudlooper, van Gabriël Ferry. Als kind was ik ervan overtuigd dat dit het mooiste boek van de bibliotheek was, zo niet van de hele wereld. Er was een illustratie waarop je een schurk zag wegvluchten op een paard. Achter hem stond de sikkel van de maan in de lucht. Die plaat was gekleurd en ontroerde mij hevig.

- Favoriet eigen boek
Het grijze kind. Natuurlijk hou ik ook veel van Kees de jongen, al was het alleen maar omdat dat het beste verkocht is, maar Het grijze kind ligt me het naast aan het hart. Een echte best-seller is dat oude Kees overigens nooit geweest, maar het heeft wel alle allure van een blijvertje.

- Kees de jongen
Toen het boek in 1923 uitkwam, schreven de recensies dat dit nu eens een boek was 'aus einem Gusz'. Ze wisten natuurlijk niet dat ik er al in 1908 en 1909 fragmentarisch aan gewerkt had, dat het daarna twaalf jaar heeft stilgelegen, omdat ik te veel ander werk had. Het boek bleef wel in m'n hoofd, geheel voltooid. Omdat ik kopij nodig had voor een feuilleton in het blad School en Huis ben ik er in 1921 weer aan begonnen. Elke week schreef ik een stuk, anderhalf jaar lang. Ik schreef zelden meer dan direct nodig was. Het is zelfs wel gebeurd dat ik op de zetterij kwam en dat de drukker zei: 'Er was zo'n stuk (hij wees met duim en wijsvinger) te kort'. Dat schreef ik er dan maar gauw bij, met een potloodje. Dat noemen ze dan 'aus einem Gusz'.

- Vervolg op Kees de jongen?
Komt er niet. Het bestaande is voor mijn gevoel veel te mooi afgerond om er een vervolg aan te prutsen. Bovendien zou dat betekenen dat ik de psychologie van de puberteitsjaren zou moeten beschrijven en dan zou ik niet gebonden willen zijn door Kees z'n geschiedenis. Ik zou mijn 'held' dan bijvoorbeeld een vader willen laten hebben, om conflicten mee te krijgen. Een andere reden om geen vervolg te schrijven is dat ik reeds geruime tijd geleden ben overleden.

- Ida Heyermans
Een halfzachte schrijfster over zogenaamde zedelijke opvoeding in het onderwijs. Die opzettelijke opvoederij op school, waar zij en andere dames zo graag over spreken, daar word ik een beetje onpasselijk van, eerlijk gezegd. En nu moet zij niet denken dat dit komt doordat ik zo grof ben en zij zo fijn is. Het is juist omgekeerd. Het is grofheid van haar om te denken dat men over liefde en eerlijkheid spreekt als over boter en kaas.

- Jan Ligthart
Zijn Jeugdherinneringen zijn natuurlijk prachtig en alleen al door Ot en Sien is hij belangrijk geweest. Maar hij is ook het boegbeeld geworden van een hem omwoekerende massa halfbakken bewonderaars. Een gezond mens moet toch walgen van al die vieze zedelijkheid die dat soort lui verkopen. Er is een verband tussen de malle smoelen van de lui op Walden, de pantoffel-vegetariërs, de manchester loodgieterpakkies, de rare hoedjes, de blote nekken, de grote dassen, de plotselinge kinbaarden, het partijgenootje spelen van achttienjarige marxisten, het venten van brochures door zestienjarige vrijen en het eten van rauwe dingen en krummelige sportbeschuiten. Het eten van bruinbrood is tegenwoordig een principe waarmee gegeurd wordt, net zo goed als met geheelonthouding.

- Querido
Bedoel je de auteur van De Jordaan en Mooie Karel? Dat laatste boek is brandhout. Het staat stijf van troebele bombasterij. Ik word altijd hels als mensen het vertrouwen missen om eenvoudig te blijven.

- Autobiografie
Ik heb alleen mijn jeugdherinneringen gepubliceerd. Die bestrijken de periode van mijn vierde tot dertiende levensjaar. Dat is In de ochtend van het leven, dat onlangs prachtig door De Arbeiderspers in de serie Privé-domein opnieuw is uitgegeven. In geen van mijn andere boeken heb ik, voor zover mij dat bewust is, iets beschreven dat mij persoonlijk is overkomen. Zij zijn zuiver fantasie, wat Peter-Paul de Baar en Rob Grootendorst ook beweren. Er is hier sprake van een misverstand. Als iemand een roman schrijft waarin een man van vrouw verwisselt, zal niemand het in z'n hoofd halen naar de auteur toe te stappen en met een familiaar knipoogje te zeggen: 'Ei, ei, ben jij d'r zó eentje geweest?' Maar als ik beschrijf hoe een kleine jongen naar het zwembad gaat, wel, dan twijfelt men geen ogenblik en laat het zich door niemand, en allerminst door de auteur, uit het hoofd praten: dat is de kleine Thijssen geweest, dat jongetje in 't zwembad!

- Marie Hagen
Mijn Rosa Overbeek. Marie, die eigenlijk Hendrine heette, was mijn vriendinnetje op school Letter G, op de Prinsengracht bij meester Blokker. Tussen twee haakjes: dat is de grootvader van de Jan Blokker die in de Volkskrant schrijft. Ze woonde in de Bergstraat op nummer 12. Tegenwoordig is dat een beetje een hoerenbuurtje, maar in die tijd was het een heel nette straat. Ik maakte een monogram van onze verstrengelde initialen met een vraagteken erachter en liet haar dat zien. Ze streepte het vraagteken door en zette er een uitroepteken voor in de plaats. Toen waren we dus verloofd, maar veel hield dat niet in. We hebben één keer een wandelingetje gemaakt, maar dat was een fiasco, want haar zusje ging mee, een klein mormel met witte haren. Een zoen, zover hebben we het nooit gebracht; ik herinner me zelfs niet er ooit aan gedacht te hebben. Wel hielden we stiekem elkaars handen vast als de meester voorlas. Na de lagere school heb ik haar nooit meer gezien, maar Marie ben ik altijd een mooie naam blijven vinden.

- Letterkundige prijzen
Heb ik nooit gekregen. Eén keer heeft het weinig gescheeld. Een deskundige jury had Kees de jongen al uitgekozen, maar kwam er vervolgens achter dat ik vierenveertig was, terwijl het om een aanmoedigingsprijs voor jonge debuterende schrijvers ging. Het boek was kennelijk goed genoeg, maar ik was te oud. Nou ja, niets aan te doen. Later is het boek door ene Gerben Hellinga tot toneelstuk bewerkt, en die heeft daar de Henriëtte Roland Holst-prijs voor gekregen. Dat succes schrijf ik dan maar ook een beetje op mijn eigen rekening.

- Gehuwde onderwijzeressen
Er zijn politici die vinden dat in tijden van werkloosheid huwende onderwijzeressen onmiddellijk uit de school verwijderd dienen te worden. Ik heb daar altijd afwijzend tegenover gestaan. Het is een echt ouderwets staaltje van vaderlijke overheidsbemoeiing met het persoonlijk leven der staatsburgers, dat de vrouw in een afzonderlijke rechtspositie brengt. In wezen is dit een stap terug naar de tijd toen de vrouw dit niet mocht en dat niet mocht, en eigenlijk maar half als een mens met een eigen persoonlijkheid werd beschouwd. Het argument van het dubbele inkomen, dat altijd aangevoerd wordt, gaat niet op. Elk gezin heeft een dubbel inkomen, want elke vrouw die gehuwd is oefent een achtenswaardig vak uit: dat van huisvrouw. En het is een waan dat men de som van levenstaken die er zijn, zou vermeerderen door de vrouwen die men in zijn macht heeft -- en dat zijn de ambtenaressen -- te dwingen tot maar één bepaald vak.

- Huiswerk
Huiswerk verpest onze huiskamers en is principieel verkeerd, want het is de aanvulling van een verkeerd werkende school. De methode van leren is: doen, doen, doen. En als de school dat verplaatst naar het gezin, dan is dat een bewijs dat ze daar zelf te weinig werk van maakt en haar eigen tijd verknoeit met praten en redeneren en opgeven en overhoren, met doceren en wat men daarvoor aanziet. Een goede school valt ouders en kinderen niet lastig met huiswerk.

- Corrigeren
Heb ik altijd razend het land aan gehad. Niemand heeft me ooit kunnen uitleggen waar het goed voor is. De resultaten van die kwelmethode zijn ook treurig: jongens die van school afgaan, kunnen geen behoorlijke brief schrijven en zijn stumpers met rekenen. Schriftelijk werk moet een doodgewoon iets worden. Welnu, als er van mij geëist wordt alles te corrigeren volgens model, dan kan ik niet genoeg laten schrijven omdat mijn tijd beperkt is. Dit is de vloek van de corrigeerplicht: ze dwingt ons tot beperking waar overvloed de eerste eis moet zijn. Als ik twee uur per dag besteed aan correctie van 't schriftelijk werk en men geeft mij de vrijheid driekwart ongecorrigeerd te laten, dan kan ik vier maal zoveel laten schrijven als wanneer ik alles moet corrigeren.

- Spellingvereenvoudiging
Daar ben ik voor. De enige manier om weer rust te geven aan het onderwijs is de schoolmeesters in staat te stellen spellingonderwijs te geven waarin zij geloven, waarvan zij resultaten durven verwachten. En dat is wat anders dan het dorsen van leeg stro, zoals Jan Ligthart het indertijd noemde. De enige manier om tot houvast in het onderwijs te komen is een vereenvoudigde spelling. De bestaande spelling is een didactische onmogelijkheid.

- Onderwijsvernieuwing
Ik dweep niet graag in het openbaar met de zogenaamde nieuwe richtingen in het onderwijs, zoals het montessori-, dalton- en persoonlijkheidsonderwijs. De propagandisten daarvan zetten zo stelselmatig de nieuwigheden van hun denkbeelden voorop, terwijl zij in wezen slechts aloude waarheden verkondigen die de ware schoolmeester allang kent.

- Bezuinigingen in het onderwijs
Bezuiniging op de uitgaven voor de scholen betekent inkrimping van de opvoeding, teruggang van cultuur en beschaving, tegenhouden van de vooruitgang op intellectueel en zedelijk gebied, achteruitgang van het beroepsleven. Zij is een aanslag op het jonge geslacht, dat men minder goed voorbereid op een zoveel zwaarder bestaan een wereld vol verwarring instuurt.

- Colijn
Verantwoordelijk voor de afbraak in het onderwijs in de jaren twintig en dertig. Toen ik in de Kamer zat en al onze moties door rechts weggestemd zag worden, troostte ik me maar me de gedachte dat het wel weer eens beter zou worden. Maar tegenwoordig, nu nota bene een soort partijgenoot van me minister van Onderwijs is, schijnt het niet veel beter te zijn. Ach ja, als er bezuinigd moet worden, beginnen ze altijd bij het onderwijs.

- Klassegrootte
Het menselijk vermogen om alle bijzonderheden, kleinigheden en veranderingen van de kinderen bij te houden, is beperkt. Zodra men meer dan dertig kinderen in de klas krijgt, wordt het al moeilijk en boven de veertig wordt men gedwongen om van een beschaafde opvoedende methode van onderwijs af te zien en af te dalen tot een soort van kinderdrillerij-systeem. Natuurlijk, het onderwijzerscorps zal zich aanpassen aan het massa-onderwijs, net zoals ik dat deed in mijn jonge jaren, toen ik zestig leerlingen in mijn klas had. Maar het onderwijs zal op een lager peil geraken, zodat het opvoedende element eraan ontbreekt. Met alle gevolgen van dien.

- Theo Thijssen Museum
Daar zou ik nou nooit op gekomen zijn. Wel een leuk idee, eigenlijk. Goeie plek ook: mijn geboortehuis in de Eerste Leliedwarsstraat.

- Rijk de Gooijer
Ik geloof niet dat ik die ken. Zeker van na mijn tijd?

Door Peter-Paul de Baar en Rob Grootendorst samengesteld uit interviews met Thijssen toespraken, lezingen, brieven en boeken en berichten uit het hiernamaals