Een
vlindertje fladderde vrolijk vorbij,
het land lag zo stralend, het land lag zo
blij
beneden den glanzenden dijk,
met koren zo blond en met blommen zo blauw,
daarover de lichte hemellandouw,
o Holland, wat voel ik me rijk !
Een
zonnige hoeve, omlijst door het loof,
daarachter het goud in de glanzende schoof,
gereeed voor de wachtende schuur,
een weide met jolig en helder vee,
en wonderlijk doet er een korenzee
aan somberen boomenmuur.
Daar
duikelt een molen uit zilveren plas,
een visschertje staat er te dromen in't
gras,
een man met een koe op den dijk,
daar rukt er een blatende geit aan een touw
bezijden de beek met de spoelende vrouw,-
o Holland, wat maak je me rijk !-
Agatha Seger
De
Tuinman en de Dood
Een
Persisch Edelman:
Van morgen ijlt mijn tuinman, wit van schrik,
Mijn woning in :" Heer, Heer, één
ogenblik !
Ginds,
in de rooshof, snoeide ik loot na loot.
Toen keek ik achter mij. Daar stond de Dood.
Ik
schrok, en haastte mij langs de andere kant,
Maar zag nog juist de dreiging van zijn
hand.
Meester,
uw paard, en laat mij spoorslags gaan.
Voor de avond nog bereik ik Ispahân"!-
Van
middag - lang reeds was hij heengespoed -
Heb ik in 't cederpark de Dood ontmoet.
"Waarom",
zo vraag ik, want hij wacht en zwijgt,
"Hebt gij van morgen vroeg mijn knecht gedreigd"?
Glimlachend
antwoordt hij: " Geen dreiging was 't,
Waarvoor uw tuinman vlood. Ik was verrast,
Toen
'k 'smorgens hier nog stil aan't werk zag staan,
Die 'k 's avonds halen most in Ispahân."
P.N.
Van Eyk
De
Tijd
Wat
men ook doet de tijd verstrijkt.
Al doet men niets, de tijd verstrijkt.
Of men verarmt of zich verrijkt,
Zich uitslooft of de zeilen strijkt.
Al
doet men kwaad, al doet men goed
't Zij waakt of slaapt en niets vermoedt,
Ja, waar men zich ook van ontdoet,
Niet van de tijd, de tijd verstrijkt.