Op stap door het Leen vonden we al spoedig enkele jonge vliegezwammen
(Amanita muscaria). De jonge hoeden waren nog vuurrood en bedekt met witte
vlokken van het velum dat de paddestoel in jonge toestand omhult.
|
Amanita muscaria (Vliegezwam) |
Op pijpenstrootje, een veel voorkomende grassoort in het Leen, troffen we hier
en daar al de sclerotia aan van pijpenstrootjemoederkoren (Claviceps
microcephala).
|
Claviceps microcephala (Pijpenstrootjemoederkoren) |
Rond één van de vijvers ontstond de eerste discussie van de dag. Tegen de
oever van de vijver aan groeiden enkele boleten. Zowat iedereen vermoedde dat
het de rosse populierboleet (Leccinum rufum) was. De standplaats (onder wilg en
populier) en het uiterlijk deden dit vermoeden. Na doorsnijden van een steel en
hoed bleken die toch licht te verkleuren. Toch waren er twijfels bij Etienne. Na
microscopische controle bleek het om de eikenboleet (Leccinum quercinum) te
gaan. Er stond inderdaad een eik op zowat 10 meter afstand. Microscopisch onderscheidt
de eikenboleet zich van de rosse populierboleet door 'koppige' cystiden (de
cystiden hebben nl. verdikkingen op de top).
|
Leccinum quercinum (Eikenboleet) |
De berkenboleet (Leccinum scabrum) groeide rond dezelfde vijver.
|
Leccinum scabrum (Berkenboleet) |
Op de verticale oever en de bodem van de opgedroogde beek stond nogal wat klein
grut. Zo vonden we een soort zompzwam (Alnicola) die niet echt op naam kon worden
gebracht. Deze zwammetjes groeien bij els, wilg of berk maar ter plekke vonden
we al deze boomsoorten. Mooi was in elk geval de gekroesde fopzwam (Laccaria
tortilis), een eerder kleine soort, opvallend gekroesd en op natte bodem voorkomend.
|
Laccaria tortilis (Gekroesde fopzwam) |
Ook het dwergwieltje (Marasmius bulliardii) werd gevonden. Het bezit ook een colarium, maar
is kleiner
dan wieltje (Marasmius rotula) en heeft een witte steeltop. Wat
verder groeide de paardenhaartaailing (Marasmius androsaceus). Die heeft
geen colarium, de plaatjes eindigen voor de steel maar niet op een ring. Meestal heeft
dit zwammetje gele rhizoiden aan de steelbasis.
Bij berk groeide een gele russula. Na controle bleek het toch om de geelwitte
russula (Russula ochroleuca) en niet om de gele berkenrussula (Russula
claroflava) te gaan. Het vlees bleef namelijk wit en werd na kneuzing niet grijs.
Bovendien was de steel zeer breekbaar. Gele berkenrussula heeft een niet
makkelijk breekbare steel.
|
Russula ochroleuca (Geelwitte russula) |
Ook de smakelijke russula (Russula vesca) werd waargenomen. Deze verkleurt
bij behandeling met ijzersulfaat. Op 't einde van de wandeling vonden we bij eik een zwartrode russula (Russula
atrorubens). Deze lijkt op broze russula (Russula fragilis) maar heeft een donkerder
hoedcentrum en heeft geen gezaagde lamellensnede, kokosgeur en scherpe smaak.
|
Russula atrorubens (Zwartrode russula) |
|
Russula atrorubens (Zwartrode russula) |
|