Conclusies
Conclusies

Conclusies


In de voorgaande hoofdstukken heb ik onderzocht of de paniek rond het gezin in de media en de politiek gerechtvaardigd is en of de ideeën van Lasch en Popenoe , zoals die in een aantal van hun boeken naar voren komen, van toepassing zijn op de Nederlandse situatie. De belangrijkste onderwerpen die zij noemen zijn individualisering, echtscheiding, (falende) socialisatie, moederschap en vaderschap en jeugdcriminaliteit. Per onderwerp wordt hieronder uiteengezet in hoeverre er problemen zijn op dit gebied en in welke mate de ideeën van Lasch en Popenoe te gebruiken zijn.


Individualisering


In Nederland is inderdaad een groeiende individualisering waar te nemen, maar deze veroorzaakt niet die problemen die Lasch en Popenoe voorspellen. Uit Nederlands onderzoek is gebleken dat ouders veel tijd besteden aan hun kinderen, dat gezinsleden tijd met elkaar doorbrengen en dat de kinderen op hun beurt zelf een gezin willen stichten. In het Nederlandse gezinsleven speelt het individualistische persoonlijkheidstype van Lasch dus geen belangrijke rol. Men is betrokken bij elkaar, trekt tijd voor elkaar uit en men gaat betekenisvolle relaties met elkaar aan.
In het kader van de individualisering ziet Popenoe de emancipatie van de vrouw als een belangrijke vijand van het gezin. De wens tot zelfontplooiing gaat niet samen met de opoffering voor het gezin, zoals Popenoe die graag ziet. De individualisering heeft volgens hem verder als gevolg dat gezinsleden geen tijd meer met elkaar doorbrengen. In Nederland wordt echter wel veel tijd doorgebracht in het gezin, alhoewel er ook binnen het gezin individualisering plaatsvindt, maar in een aangepaste vorm, de associatie. Gezinsleden blijven rekening houden met elkaar. Het overgrote deel van de Nederlandse vrouwen stopt nog steeds met werken als zij moeder worden. Ook wordt er veel in deeltijd gewerkt, om op deze wijze werk en zorg te kunnen combineren. Wel is er, met name in de beleidsvoering, meer aandacht nodig voor de verdeling van werk en zorg, zeker wanneer moeders ook verplicht worden om te gaan werken.


Echtscheiding


Lasch plaatst echtscheiding in een historisch perspectief, dat ook op Nederland van toepassing is. Hij beschrijft een ontwikkeling waarin het huwelijk steeds meer tot een exclusieve band tussen man en vrouw geworden is, waar niet perse kinderen uit voort hoeven te komen. De eisen aan deze verbintenis worden steeds hoger, waardoor er ook meer gescheiden wordt. Lasch ziet zijn ontwikkelingslijn uitlopen in een afnemende bereidheid van mensen om relaties aan te gaan. In Nederland blijft de voorkeur van jongeren echter nog steeds uitgaan naar een vaste partner, en naar het hebben van kinderen mét die vaste partner. Het overgrote deel van de Nederlandse kinderen groeit op bij beide ouders en ouders met kinderen scheiden minder snel. De ontwikkeling zoals Lasch die schetst vindt hier dus niet plaats.


Popenoe’s voorstellen om de scheidingscijfers te doen dalen zijn ongegrond en onmenselijk. Hij gaat uit van het idee dat economische noodzaak de cohesie binnen het gezin doet vergroten. Deze redenering gaat niet op na vergelijking van een aantal landen. Het voorstel van Popenoe om de bijstand voor alleenstaande ouders af te schaffen, opdat ze niet aangemoedigd worden om te scheiden, is zeer schadelijk voor de kinderen. Ook met bijstand ontstaat al armoede in deze gezinnen, en vooral kinderen zijn hier de dupe van. Popenoe ziet nog een risicofactor ontstaan door scheiding die echter in Amerika meer van toepassing is, namelijk het verdwijnen van vaders na echtscheiding. In Amerika houdt slechts 50% van de vaders contact met hun kinderen na scheiding, terwijl dit in Nederland 80% is. Uit Nederlands onderzoek blijkt tenslotte dat het beter is als er wel gescheiden wordt wanneer er voortdurend ruzie is, maar een beetje ruzie tussen ouders is minder schadelijk dan echtscheiding.


Socialisatie


Op het gebied van de socialisatie constateert Lasch een toenemende bemoeienis van experts met de opvoeding van kinderen. Ouders menen dat ze hun kinderen niet meer groot kunnen brengen zonder hulp van professionals, en raken steeds meer gewend om hun socialiserende functies over te dragen aan instanties buiten het gezin, waardoor binnen het gezin alleen de affectieve functie overblijft. Ouders brengen hun kinderen zo conflictloos mogelijk groot, om deze affectie te bewaren, zo stelt Lasch. In Nederland is deze groeiende bemoeienis ook te zien, in de vorm van de uitbreidende opvoedingsondersteuning, maar deze interventies hebben niet de opvoedingsonzekerheid die Lasch waarneemt tot gevolg. Wel worden kinderen met steeds minder conflicten grootgebracht, maar dit hangt samen met de onderhandelende opvoedingsstijl die de meeste Nederlandse ouders hanteren.


Popenoe ziet een ontwikkeling waarbij de staat zich steeds meer genoodzaakt ziet om opvoedingstaken over te nemen omdat ouders weigeren om die taken nog langer te vervullen. Hij stelt dat de staat zich moet terugtrekken uit deze ondersteuning opdat ouders zelf weer gedwongen worden deze functie te vervullen.
In Nederland besteden ouders echter veel tijd en geld aan de opvoeding van hun kinderen. Zij maken gebruik van hulpverlenende instanties wanneer zij vragen hebben, maar vinden het opvoeden niet zo moeilijk dat ze het helemaal aan deze instanties zouden willen overlaten.


Vaderschap en moederschap


De opkomst van het moderne, kindgecentreerde gezin heeft ervoor gezorgd dat de vader zijn gezag verloren heeft, waardoor beide ouders aan autoriteit ingeboet hebben, zo stelt Lasch. Hij ziet een ontwikkeling waarbij de peergroup van steeds groter belang wordt, terwijl de ouders hun best doen om conflicten te vermijden. Zoals uit het vorige hoofdstuk bleek, hebben Nederlandse ouders inderdaad weinig conflicten met hun kinderen, maar er wordt wel opgevoed. In Nederland is echter óók ongerustheid over de positie van de vader, zoals blijkt uit de postbus 51 spotjes, waarin de vader bijvoorbeeld als een onbekende man die het vlees komt snijden wordt afgebeeld.


Popenoe ziet de verzelfstandiging van vrouwen juist als grootste bedreiging van het gezin. Vaders worden overbodig gemaakt, omdat moeders zelf de kost kunnen verdienen. Door de afschaffing van het kostwinnermodel is de verdeling van werk en zorg in Nederland aan verandering onderhevig. Mannen moeten een grotere rol gaan spelen in de opvoeding dan ze nu doen, omdat vrouwen zich (meer) op de arbeidsmarkt gaan begeven. Er is een discussie gaande hoe deze zorgfunctie vervuld moet gaan worden.


Jeugdcriminaliteit


Bij Lasch en Popenoe komt het onderwerp jeugdcriminaliteit niet direct voor. In deze scriptie is het wel opgenomen omdat het een belangrijk onderdeel is bij het vraagstuk of het gezin faalt. Ook zijn in de redeneringen over het ontstaan van deze criminaliteit standpunten van zowel Lasch als Popenoe terug te vinden. Het argument dat jongeren zich in de criminaliteit begeven omdat zij hun behoeftes niet meer kunnen uitstellen is een ontwikkeling die Lasch beschrijft. De vader heeft geen autoriteit meer waardoor jongeren zich richten naar hun leeftijdgenoten. Binnen deze peergroep spelen consumptiegoederen vaak een grote rol, die desnoods (of juist) op criminele wijze verkregen dienen te worden. Hierbij kan aangevuld worden dat de hele maatschappij op consumeren gericht is, wat ook voor ouders en overheid spanningen creëert.

In Nederland is jeugdcriminaliteit in de meeste gevallen een tijdelijk probleem, waar jongeren overheen groeien. Dit wijst niet zozeer op een onvermogen van behoefte-uitstel, maar meer op een tijdelijk verwerpen van gevestigde normen en waarden.

Popenoe ziet een verband met de afwezigheid van de vader, wat ook in Nederland vaak genoemd wordt als veroorzaker van delinquent gedrag. Popenoe doelt hier op de fysieke afwezigheid na echtscheiding, die in Nederland echter niet zoveel voorkomt. In de media gaat het om het afnemende vaderlijk gezag, waardoor kinderen geen (of afwijkende) normen en waarden meer leren. Uit het hoofdstuk over socialisatie blijkt dat ouders (ook de vader) hun kinderen wel degelijk normen en waarden aanleren. Ook hier geldt dat jongeren deze normen tijdelijk bewust kunnen verwerpen.
Tenslotte is het mogelijk dat het hier om een morele paniek gaat. Als de onrust inderdaad buiten proportie is, dan blijft het probleem van de jeugdcriminaliteit nog steeds aandacht waard, zeker wanneer het om zwaardere vormen gaat. Het is echter te simpel om het gezin dan als (enige) boosdoener aan te wijzen. Ook moet de rol van de samenleving bekeken worden, waarin bepaalde normen en waarden misschien wel zwaarder wegen dan anderen, bijvoorbeeld het hebben van bepaalde goederen tegenover het rekening houden met anderen. Ook de overheid speelt hierbij een belangrijke rol. Uit haar gedrag moet ook blijken dat zij investeert in de jeugd, en niet slechts bezig is met de begroting op de korte termijn.


De titel van deze scriptie, ‘Gezocht: het gezin’, kan op twee manieren worden gelezen. Ten is eerste in de zin dat het gezin verdwenen is. Het gezin is echter niet aan het uitsterven in Nederland. Wel zijn er veranderingen gaande op het gebied van zorg- en werkverdeling, van invulling van het ouderschap, en van normen en waarden. Met de meeste kinderen en gezinnen gaat het goed, wat echter niet betekent dat zij geen aandacht meer behoeven. Ten tweede kan de titel gelezen als het zoeken naar een schuldige: het gezin. Voor tal van problemen worden de oorzaken in het gezin gezocht. Ouders zouden niet meer opvoeden en daarmee hun kinderen tot criminelen dan wel verwende nietsnutten maken. Uit het vergelijkende onderzoek in deze scriptie blijkt dat ouders wel degelijk opvoeden, en ook dat er niet zoiets bestaat als de perfecte opvoeding. Overigens zijn niet alleen de ouders verantwoordelijkheid voor hun kinderen, ook de overheid en de samenleving zijn verantwoordelijk voor de volgende generaties. Het moet niet zo worden dat ouders aan hun lot worden overgelaten omdat zij zo nodig kinderen wilden hebben.


___________