|
|
|
|
Homepage
|
|
|
|
Psalm 2
1 Waarom woeden de heidenen, en bedenken de
volken ijdelheid?
2 De koningen der aarde stellen zich op, en de vorsten
beraadslagen te zamen tegen den HEERE, en
tegen Zijn Gezalfde, [zeggende]:
3 Laat ons hun banden verscheuren, en hun touwen
van ons werpen. [geboden]
4 Die in den hemel woont, zal lachen; de HEERE zal
hen bespotten.
5 Dan zal Hij tot hen spreken in Zijn toorn, en in
Zijn grimmigheid zal Hij hen verschrikken.
6 Ik toch heb Mijn Koning gezalfd over Sion, den
berg Mijner heiligheid.
7 Ik zal van het besluit verhalen: de HEERE heeft tot
Mij gezegd: Gij zijt Mijn Zoon, heden heb Ik U
gegenereerd.
8 Eis van Mij, en Ik zal de heidenen geven tot Uw
erfdeel, en de einden der aarde [tot] Uw bezitting.
9 Gij zult hen verpletteren met een ijzeren scepter;
Gij zult hen in stukken slaan als een pottenbakkersvat.
10 Nu dan, gij koningen, handelt verstandiglijk; laat u
tuchtigen, gij rechters der aarde!
11 Dient den HEERE met vreze, en verheugt u met
beving.
12 Kust den Zoon, opdat Hij niet toorne, en gij [op]
den weg vergaat, wanneer Zijn toorn maar een
weinig zou ontbranden. Welgelukzalig zijn allen,
die op Hem betrouwen.
[lees voor Gezalfde & Zoon: "Jezus"]
|
|
|