DE SLEUTELS
een gelijkenis Er was eens een moeder en een zoon. Beiden hadden ze een sleutel. De sleutel van de moeder was gemaakt van ijzer, maar de sleutel van de zoon was gemaakt van goud.
De sleutel van de moeder was een familie-erfstuk, en zij had hem gehad van haar vader, en die van zijn vader, en die van zijn vader vaders. Zij hadden de ijzeren sleutel goed opgepoetst en gepolijst. Haar was verteld door de traditie, dat de sleutel, de deur naar het eeuwige koninkrijk zeker zou openen, en zij zich geen zorgen hoefde te maken.
De sleutel van de zoon echter, was hem door de sleutelmaker zelf gegeven. Dit was niet zomaar een sleutelmaker, hij was het door eeuwigheid al geweest. Hij had de zoon laten zien hoe hij de gouden sleutel kon bemachtigen. De zoon was hierdoor zo overweldigd, dat hij alles opgaf om de sleutel te bemachtigen, en de sleutelmaker gaf hem de gouden sleutel cadeu. De maker van het kleinood liet de zoon in een boek zien, hoe de deur tot het eeuwig koninkrijk alleen door gouden sleutels geopend kon worden, die alleen door hem vervaardigd waren. Bovendien gaf hij de zoon een opdracht uit het boek der sleutels, om de mensen te vertellen, hoe zij aan een gouden sleutel konden komen. Hij mocht daarbij zijn eigen ervaring als voorbeeld gebruiken. De moeder was overtuigd dat haar ijzeren sleutel haar toegang zou verlenen, omdat het haar altijd zo verteld was en met deze kennis opgegroeid was. Er waren enkel een paar problemen. De eerste 150 jaar misschien had de deur soepeltjes opengegaan. Maar degenen die het slot moesten smeren, waren gaan murmeren en twisten. Ze gaven het slot geen olie meer, waardoor de deur en het slot in verval raakte, vastliep en verroeste. De ijzeren sleutels werden bij miljoenen gemaakt en uitgedeeld en vaak ook verkocht, zonder te zeggen dat de deur naar het eeuwig koninkrijk niet meer openging. Een feit was dat de ijzeren sleutels nog wel ijverig opgepoetst werden, maar hun functie waar ze voor gemaakt werden, waren zij verloren. Het tweede probleem was dat zij nog wel eens spraken over de sleutelmaker, maar hem eigenlijk niet meer persoonlijk konden. Het sleutelboek werd vaak verbrand, omdat ze het er toch niet over eens konden worden wie nu gelijk had, de sleutelmaker of zij zelf. En het sleutelboek werd plots ook verboden om te lezen, omdat zij hun fout van de vastgelopen deur niet toe wilde geven. De onwetende moeders en vaders werden met een valse hoop gelaten, maar uiteindelijk zouden zij eeuwig buitengesloten blijven. Op een plek van duisternis, waar enkel geween en het geknars der tanden is. Dit was in de ogen van de sleutelmaker een gruwel. Men loofde hem met hun mond, over de dingen die hij eens gedaan had, maar hun hart was verre van hem. De vrees die zij vroeger voor hem hadden, als hij vroeger door hen gevraagd werd, was verdwenen en vervangen door hun eigen menselijke bedenkselen en verzinsels. Gelukkig was de sleutelmaker vergevingsgezind en gaf overal ter wereld aan zijn uitverkoren kinderen gouden sleutels uit, om de ijzeren sleutels te vervangen. De zoon nu, had van de sleutelmaker gehoord, dat deze eeuwig leefde en naar hem zocht om hem een gouden sleutel te geven. Er ging een tijdje overheen en de zoon zocht niet echt, maar de sleutelmaker zelf kwam naar hem toe en opende de deur van het hart van de zoon. Toen de zoon begreep hoezeer de sleutelmaker -en houder geleden had, beleed hij zijn onwetendheid en fouten die hij in het verleden gemaakt had, waarop de sleutelmaker hem de gouden sleutel gaf die zekerlijk de deur naar het eeuwig koninkrijk zal openen. De sleutelmaker had het hem immers zelf verteld. Toen kreeg de zoon, die toch nog niet begreep waar hij dit aan te danken had, een nieuwe kopie van het sleutelboek mee. Dan kon hij nalezen hoe het precies in elkaar zat met die sleutels en die deuren. Bovendien stond er in wie de sleutelmaker nu werkelijk was, en kon de zoon door het boek goed te bestuderen hem beter leren kennen. Natuurlijk stond de sleutelmaker hem toe, om waar en wanneer dan ook, met hem te praten. De zoon las in het sleutelboek ook dat degenen die ijzeren sleutels hadden, en degenen die ze vervaardigen, op één dag een verschrikkelijk oordeel krijgen. En hij las de opdracht om van hen weg te gaan, opdat hij niet zou deelhebben aan de plagen die komen zouden. Dus ging de zoon uit hun midden en gooide zijn ijzeren sleutel in gehoorzaamheid weg. Dan ging de zoon naar zijn familie die hij zeer liefhad. Hij vertelde en waarschuwde hen dat hun ijzeren sleutels de deur naar het eeuwig koninkrijk niet konden openen. Ook zij hij tegen hen dat de sleutelmaker van hen hield en een gouden sleutel gratis wilde geven. Maar hij vond geen gehoor. Zij zeiden de zoon: “wij zien het dan wel wat ons ijzeren sleuteltje doet.” Dan ging hij naar zijn moeder die hij bijzonder liefhad en vertelde haar wat hem overkomen was, en dat hij de sleutelmaker had leren kennen. Zijn moeder zag zijn blijdschap, maar zij vond het allemaal overdreven. Zij vertrouwde liever op haar oude tradities en rituelen, en zei haar zoon dat ze teleurgesteld was dat hij een andere weg had ingeslagen dan zijn ouders. De zoon gaf haar een kopie van het sleutelboek, maar zij wilde het niet lezen. Dan begon de zoon haar ernstiger te waarschuwen. Maar zij negeerde hem en het onderwerp werd doodgezwegen. Op het grote moment dat de zoon het eeuwig koninkrijk vond, en de weg wilde wijzen naar de sleutelmaker en zijn gouden sleutels, liet zijn moeder het afweten in een houding van afwijzing, van kritiek en van bitter verwijt. Het gaf de zoon veel verdriet en de moeder verwarring. De kloof tussen hen leek onoverbrugbaar geworden. De zoon wist dat er één weg was tot eeuwig behoud en zag dat zijn familie eeuwig buitengesloten zou blijven.
Maar hij hield getrouw vast aan het Woord van de sleutelmaker. Deze was zéér getrouw en voldeed aan al zijn beloften die hij in het sleutelboek gegeven had. De zoon besefte dat de principes van de sleutelmaker gebaseerd waren ‘om zijn geboden te doen’., en dat de sleutelmaker ze aan een ieder gouden sleutel houder onderwijst. Dan wordt het niet een last maar een lust om ze te doen. Ook al betekent dit onbegrip voor velen om hem heen. Toch vroeg de sleutelmaker de zoon hen te waarschuwen. Of ze nu het zouden doen, oftewel dat ze het zouden laten, want hij had de zoon beloofd dat zij weerspannig zouden zijn. Maar hij troostte de zoon en zei: “Weest niet bang als zij kwaad van u spreken en u lasteren, voor u hebben zij Mij bespuwd en gelasterd. Maar ik ben de eeuwige sleutelmaker, en de enige die kan openen en sluiten. Voorwaar Ik zeg u, de één zal opstaan ten eeuwig leven, de ander tot eeuwig verderf.”
Einde.
Geschreven door René,
na een openbaring in de nacht van 31 mei\1 juni 1997.
|