De asbak Een opening, vier gleuven Jij bent een asbak Een peuk in jou, niet in de glasbak: In de glasbak moet glas In jou moet as en bij gelegenheid wat afval Glas niet, dat moet in de glasbak Ik wil jou, jij bent mijn asbak Hoera, hoera ik ben zo blij dat as in jou gaat, niet in mij. * Starend in de oneindige diepte van je ogen waar een mens bijna in verdrinken zou besefte ik pas dat jij ook verdronken was * Rots in de branding Daar stond je starend naar de geweldige golven Ogen wijd open. Woelig bleven de baren Jij bleef staren Stijf stond je, geboeid De waterpracht, met al haar macht kwam op je afgevloeid. Geen kant waar je nog op kon Toch was het eind nabij; Je voet zat klem en jij stond vast als een rots in de branding. * Marsman in Holland Denkend aan Holland zie ik vuil-gele treinen oneindig traag door 't laagland gaan, rijen ondenkbaar stinkende mobielen met grijze pluimen aan hun einde staan; en in de geweldige ruimte gekomen de flatgebouwen opeen in het land, snelwegen, steden, geknotte torens, kantoren en nieuwbouw zonder enig verband. De smog hangt er laag en de zon wordt steeds sneller in grijze en kleurloze dampen gesmoord, en in alle gewesten wordt de stem van het water met zijn eeuwige rampen gevreesd en gehoord. * Een zachtgekookt ei uit IJmuiden Begon aan een tocht naar het zuiden Het zei: 'Ik heb hier Niet zo veel plezier En wil mij iets bruiner gaan huiden.' * Gedicht bij de afgrond Vlak voordat je sprong bood ik je nog een banaan aan Maar je zei ik ben vegetarier lachte en sprong daadwerkelijk Toen at ik hem maar voor het slapengaan op en overleefde het Wie weet als jij hem gegeten had was je nu niet zo afschuwelijk plat * Draadloos De communicatie verliep al niet vlekkeloos Pas toen zij een ijselijke schreeuw slaakte van de berg afgleed en in het ravijn verdween kreeg ik door dat de verbinding verbroken was * Voorjaar! Een nieuwe lente met vertrouwd geluid De koekoek koekt en de tuinslang proest het uit De koeien loeien, de brulkikkers kwaken Het paard hinnikt dol en de kat, zij moet braken Hoor! Hoe de nachtegaal zwevend zijn lied zingt Ruik! Hoe de mest op het land alweer stinkt Proef! De zoete smaak van frambozen Zie! Hoe de egels elkander liefkozen De eerste bromvliegen zoemen elkaar En wij, wij vliegen elkaar in het haar...
Tragedie 'Boemel' zei de trein terwijl Aan d' and're kant van 't spoor twee guiten Zoekend naar verloren duiten Zich bogen over mooglijk heil Maar niet slechts hier raasde een voertuig Ook aan d'overzij was dat Het geval, en zo geschiedde 't Rijden van de guiten plat * Lofdicht Uw afgesleten geometrie Uw ruw relief, uw scheuren- Hoe zouden wij kunnen missen die, Die ons bestaan zo kleuren? Want gij, gereeksd Op 't straattrottoir Zijt de noodzaak op het grijze Met u, o straatsteen en uw broed'ren Wordt niet het geplaveide klaar? Ja, op u zullen wij reizen! * Haiku Een drama voor jou is voor mij een pleziertje Ik ben een sadist * Prachtige heem'len Wijde vergezichten Dansende vlind'ren Kon ik maar dichten * Zijn Ben was wees geweest ware Ben wees Zij was Ben zijn ware Zij is wees Zij waren wezen geweest ware Ben wees Ben zijn zij is was was was was, was was was geweest Was is Ben zijn zij Zij was Ben zijn ware Zij is Ben zijn ware Zij is was! Ben zijn ware is was * Ik gooi mijn hoofd achterover en denk bij mezelf: Ach, wat mal dat ik jou zo enorm veel beloofde en daar toch je hart niet mee stal Aan de andere kant, bedenk ik gaat liefde door de maag Dus misschien dat ik je toch maar eens voor een dineetje vraag * De maandag blauw En ik was groen Mijn wangen rood Wat moest ik doen? * Kandelaar O, gij zevenarmig bolwerk Met uw inhoud, stralend licht Zonder u in donk're tijden Zie ik haar niet in 't gezicht O kand'laar, met uw schone kaarsen Ziet ge dan niet dat ik smacht? Kandelaar, ga uit mijn ogen: Z'is zo lelijk als de nacht! * Modern kinderversje Op een klein stationnetje 's Morgens in de vroegte Kwam er eens een metro aan Helemaal gevuld 'BOEM!' zei een bommetje Veel bloed en een hoop schroot Op een klein stationnetje En iedereen was dood. * Als de glieren bulken gaan En de talkvaars klosten laten Staat de gombal onderwijl Hardop zijn puraal te kwaten! * Een sluwe ratelslang in Heerde Was er zoeen die beweerde Dat hij heel veel kon En dat niet verzon, Zelfs dat hij mensen bezweerde! * In Dordrecht bevond zich een mees Die flink last had van hoogtevrees Hij kocht een fiets, want 't Lag niet voor de hand Dat hij snel boven zijn vrees uitrees * Sonnet-niet Ik kom dertien regels tekort * Trein O langgerekt metaal, hoe zwevend Raast ge door 's lands schap al heen Een vervoervoertuig zo levend, Vliegend zelfs door 't lage veen! Blij zijn wij als w' in de trein zijn O, hoe fijn te zijn zo klein Wanneer wij door 't grootse Holland Klieven als een pijl, sneltrein! Majestueus als gij ons voert door Steden, dorpen, weiden wijd Trein, o trein! Waarom nu, waardoor Komt ge nooit, nee nooit op tijd? * Als de winter valt in 't landje Drinke men nooit brandewijn: Men weet nooit hoe zwaar de winter Of de brandewijn zal zijn. * Gevleugelde woorden In de vrije natuur klinkt het zwevend geluid van de wielewalende ekster Geroerdomp van een plompe gans en 't luide spreeuwen van een meeuw De grauwe klauwier geeft met veel geroek de kneu een grote trap Een flink gehoende sperwergrasmus kwartelt door het weideland en snipt zijn keep wat gaaier Koekoek! buizerdt de winterkoning terwijl een oehoe zijn karekiet specht en een brilduiker fuut tot hij stern ziet Hoog in de lucht koet een reiger het paapje hoppend en kauwend, tot hij naar beneden valkt waar ondertussen de groenling wat puttert De pestvogel wouwt bij 't aanschouwen van twee sijsende kemphanen die elkaar danig roodborsten aan het bezorgen zijn Kwak! giert de eend met de glimmende glanskop En ik, ik kraai gekruisbekt van plevier als ik zie hoe twee wulpse tortelduifjes stelen als de raven om samen een boomklevend nestje te pauwen... * Een lach van jou Een traan van mij O, wat ben jij heden blij *een moeraspoelslak behangersbijt*