De geschiedenis van het ambulancewezen.
Honderd jaar geleden bestonden er geen ambulanciers. Zwaar gewonden
of zieken werden, net als overledenen, door de begrafenisondememer
vervoerd. Oorlogen liggen aan de basis van het ontstaan van de ambulanciers.
Gewonde soldaten stierven dikwijls op het slagveld bij gebrek aan verzorging.
Ten tijde van Napoleon, bij het begin van de negentiende eeuw, werden gewonden
voor het eerst van het slagveld afgevoerd zodat zij door artsen buiten het
slagveld konden verzorgd worden. Geneeskundige hulp ter plaatse werd niet
verstrekt. Het bleef beperkt tot vervoer per draagberrie (brancard) door
brancardiers.
Aan het begin van de twintigste eeuw werden de eerste
burgerlijke vervoerdiensten voor zieken of gewonden in de grote steden opgericht.
Dit bleef nog steeds beperkt tot louter vervoer met een ziekenwagen. Van
een geneeskundige hulpverlening ter plaatse of tijdens het vervoer was
geen sprake.
Tijdens de eerste wereldoorlog verschenen op het slagveld voor het
eerst ambulanciers in de modeme zin van het woord. Zij verzorgden
gewonden ter plaatse en vervoerden hen naar geneeskundige hulpposten.
De oorlogservaring van de eerste ambulanciers werd daarna ook toegepast
in het burgerleven, eerst in de grote steden en later op het platteland.
De geschiedenis van de D.G.H. (dringende geneeskundige hulpverlening) te Lommel moet gezien
worden in samenhang met de wetgeving ter zake. De enige ambulances in Noord-Limburg behoorden
toe aan de ziekenhuizen. De toegankelijkheid tot de ziekenhuizen was niet zo vanzelfsprekend
en moest ingeleid worden door de huisdokter.
Voor 1956 was er ook geen sprake van georganiseerde hulpverlening. De dokter met zijn zwarte
tas zorgde voor de toediening van beperkte hulp. Toch was men er zich sinds de tweede
wereldoorlog van bewust dat een goede medische opvang in het ziekenhuis gebeurde. Alhoewel er
hier en daar beroep gedaan werd op de ambulance van het 'hospitaal', bleven de taxi's en de
auto van de buren het meest gebruikte vervoermiddel voor dringend vervoer van zieken en
gekwetsten.
Na 1956 richtte minister Leburton de "Nationale Hulpdienst voor het vervoer van polio-patienten"
op. In verschillende centra werden 'zware' ziekenwagens (voor 4 liggende en 12 zittende
slachtoffers) ter beschikking gesteld van brandweer, politie en Rode Kruis.
De wet op de C.O.O. (commissie van openbare onderstand = huidige OCMW) van 8 april 1958 stelde
de C.O.O.'s verantwoordelijk voor het vervoer van alle personen die dringende verzorging nodig
hadden ten gevolge van ziekte of ongeval op de openbare weg of op een openbare plaats. In dit
zelfde jaar werd een onderzoek ingesteld naar de wenselijkheid en voorwaarden voor de oprichting
van de nationale dienst door dringende hulpverlening.
Tussen 1958 en 1963 is er sprake van een duidelijke vooruitgang. In 1959 is het eerste
"hulpcentrum 900" werkzaam in Antwerpen. Ook in Hasselt wordt het hulpcentrum ingewijd op
29.10.59. In 1961 gaat dit centrum in dienst. Op nationaal vlak wordt in 1963 het laatste
hulpcentrum in dienst gesteld. Belgie beschikt over 16 centra.
Bij de praktische uitvoering van de besluiten werd vastgesteld dat vele C.O.O.'s niet bij
machte waren hun plichten van dringend vervoer en ziekenhuisopname op een doelmatige wijze uit
te voeren. Het vervoer wordt ten laste genomen van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en de
wet van 8 juli 1964 (invoege getreden op 1 juli 1965) neemt de aan de C.O.O's opgedragen
verplichtingen terug over.
Inhoud van de wet van 8 juli 1964.
De wet betreffende de dringende hulpverlening houdt in :
- hulp in dringende gevallen aan personen op openbare weg of in openbare plaatsen
- D.G.H. houdt in :
- eenvormig oproepstelsel 900
- eerste verzorging ter plaatse
- vervoer naar een ziekenhuis
- opname in een verplegingsdienst
- installatie- en werkingskosten van het eenvormig oproepstelsel zijn ten laste van de staat
- vanuit de 900-centrale kan een arts opgeeist worden.
Op 22 september 1965 wordt de 100ste ambulance in dienst genomen. 50% wordt bediend door de
brandweer !
Ook in Lommel deed de wet van 1964 zich gevoelen, want op 10 juli 1965 trad de eerste ambulance,
een FORD, in dienst. De wagen werd gestald achter het toenmalige "nieuw gemeentehuis" bij het
materiaal van de brandweer. In noodgevallen werd Michel Bergmans gebeld door de dienst 900 of
door het ziekenhuis. Michel organiseerde snel de dienst door een chauffeur brandweerman op te
roepen of door meestal zelf te rijden. Voor men naar het slachtoffer reed, moest eerst een
verpleger of verpleegster opgehaald worden aan het ziekenhuis.
Deze vorm van D.G.H. schonk blijkbaar jarenlang voldoening.
Het aantal oproepen was zeker niet indrukwekkend; even een overzicht :
1965 | 31 oproepen | | 1972 | 51 oproepen |
1966 | 64 oproepen | | 1973 | 68 oproepen |
1967 | 48 oproepen | | 1974 | 128 oproepen |
1968 | 41 oproepen | | 1975 | 122 oproepen |
1969 | 49 oproepen | | 1976 | 128 oproepen |
1970 | 46 oproepen | | 1977 | 143 oproepen |
1971 | 28 oproepen | | 1978 | 108 oproepen |
In oktober 1971 werd aan de brandweer een nieuwe ambulance geleverd. Het wordt de geroemde
V.W.-ambulance met 2 brancards. Op 12 januari 1972 wordt een radio (zend- en ontvangsttoestel)
geplaatst. De brandweer beschikte over 2 reanimatietoestellen.
Tijdens het bevelhebberschap van
Kapitein-Commandant Van Ham zal Luitenant Kimpen de ambulancediensten verder uitbouwen en leiden.
De kandidaat-ambulanciers moesten een cursus volgen van 10 x 2 uren bij het Rode Kruis.
Op 13 juni 1971 slaagden 9 brandweerlieden in het halen van het brevet helper. Omwille van de
continuiteit van de dienst werd er gestreefd naar het opleiden van 8 ploegen van 2 ambulanciers.
Op 19 oktober 1972 werden dan ook nieuwe kandidaturen opgenomen voor de ambulancedienst.
De dienst was nu compleet ! Op gemeentelijk vlak werd overleg gepleegd met het ziekenhuis om in
samenwerking met de brandweer te kunnen voldoen aan de noden van de bevolking.
De vrijwillige brandweer zal een bestendige dienst 900 waarnemen.
Van 5u30 tot 21u zal het ziekenhuis instaan
voor de eerste hulp; de brandweer is dan de tweede hulp. Tijdens de nacht van 21u tot 5u30 zal
de brandweer zorgen voor de eerste hulp, terwijl het ziekenhuis klaar staat als tweede ambulance.
De leden van elke ploeg volgden de cursus helper-ambulancier en moeten kunnen werken met het
reanimatietoestel. Ze moeten binnen de kortst mogelijke afstand van elkaar wonen en beschikken
over een telefoonaansluiting. De diensten lopen van vrijdag tot vrijdag. De chauffeur heeft de
ambulance 's nachts aan huis.
In de jaren 80 veranderde het oproepnummer 900 naar 100.
Organisatie Hulpcentra 100.
- over het Belgisch grondgebied zijn 16 centra voor DGH ingericht
( alle in brandweerkazernes)
- welomlijnde taken; taakomschrijving (DGH-richtlijnen) wordt steeds geactualiseerd door de overheid
- openbaar- en priveziekenwagenvervoer, ingeschakeld in het systeem 100, moeten de opdrachten van het centrum uitvoeren
- ziekenhuizen zijn verplicht de slachtoffers, binnengebracht via 100, op te nemen en alle maatregelen te treffen die hun toestand vereist
- er is een fonds voor DGH, dat, indien het slachtoffer niet kan of niet wil betalen:
- de tussenkomst van de arts vergoedt
- de tussenkomst van de ziekenwagen vergoedt
- de tussenkomst van het ziekenhuis vergoedt.
- voor zij, die zich niet houden aan de verplichtingen, voorzien in de wet, worden straffen voorzien.
In de jaren '80 steeg het aantal interventies spectaculair. Door het feit dat de brandweer een
ambulance 100 en een ambulance brandweer bezat kon aan de toenemende vraag van de ziekenhuizen
van Lommel en Neerpelt voldaan worden om secundaire ritten te verzorgen ( voor ziekenvervoer naar
andere hospitalen voor onderzoek of voor opname ). De reserve-ambulance bewees uitstekende diensten
tot een rechtbank in 1997 besliste dat het niet de taak is van de brandweer om secundaire ritten
te verzorgen.
De oude in dienst zijnde V.W.-ambulance werd in 1994 afgeschreven nadat er, na een "kleine"
300.000 km een gat in de motor geslagen werd. De ambulance werd vervangen door een volledig
uitgeruste 'klinimobiel'.
In 1995 werd ook de tweede 'klinimobiel' in ontvangst genomen. Beide voertuigen werden voorzien
van een semi-automatische defibrilator. Elke ambulancier werd voor het kunnen werken met de
defibrilator opgeleid. Door degelijke afspraken met alle betrokken diensten kon het aantal
ritten blijven stijgen.
Tot in 1998 functioneerde dit stelsel meer dan behoorlijk in een systeem van 7 a 8 ploegen van
2 ambulanciers. Door het toetreden van verschillende jonge brandweermannen en door overleg
tussen de gemeente en het ziekenhuis werden de diensten aanzienlijk uitgebreid.
Aan de bekwaamheid van de ambulanciers worden nu veel hogere eisen gesteld.
De nieuwe cursus ambulancier houdt in : 120 uren vorming in de brandweerschool ( de lessen
worden gegeven door geneesheren-specialisten en verpleegkundigen A1 ) en een bijkomende stage
van 40 uren op de spoedgevallenafdeling van een ziekenhuis.
De brandweer van Lommel zal operationeel zijn met 2 ambulances 24 op 24 uur.
Het brandweerkorps van Lommel groeide op 1 januari 1992 van Z-korps naar Y-korps. Een kern van
beroepsbrandweermannen versterkte de dagdienst.
Van 08.00 uur tot 16.20 uur wordt de ambulance bemand door beroepsbrandweerlieden. Na deze uren
zullen de vrijwilligers overnemen in blokken van 16.20 uur tot 20.00 uur, van 20.00 uur tot
05.30 uur en van 05.30 uur tot 08.00 uur. In het weekend loopt de dienst van vrijdagavond
19.00 uur tot maandagmorgen 05.30 uur. Met een bestand van 9 ploegen kan deze continudienst
vlot verlopen zonder overbelasting voor de vrijwilligers.
Om deel te kunnen blijven uitmaken van de ambulancedienst moeten de leden voldoen aan hoge
eisen. De wetgever is hierin duidelijk. Wil de ambulancier de erkenning behouden moet hij
per jaar 24 uren bijscholing volgen en 2 x per jaar theoretische- en praktische proeven
afleggen voor het bedienen van de semi-automatische defibrilator.
De lessen worden gegeven door de geneesheren-specialisten en verpleegkundigen A1 en/of de
korpsgeneesheer. Grotendeels worden de lessen gevolgd in de ambulanciersschool
( een tak van het PCVO te Genk), die zorgt voor de organisatie. Lessen omtrent het
gebruik van de defibrilator worden gegeven door de specialisten spoedgevallen-geneeskunde
en het verplegend personeel van de spoedgevallendienst ziekenhuis Lommel.
Het aantal oproepen waaraan gevolg werd gegeven bleef stijgen; Een overzicht :
1993 | 154 oproepen |
1994 | 215 oproepen |
1995 | 283 oproepen |
1996 | 411 oproepen |
1997 | 638 oproepen |
1998 | 747 oproepen |
In 1994 wordt in de spoedgevallenafdeling van het ziekenhuis te Lommel een M.U.G. uitgebouwd
onder leiding van dokter-specialist Claessens Y. Al spoedig blijkt dat deze dienst een niet
overbodige luxe is. Door het vrij frequent optreden van dit team in de gehele regio is deze
dienst een onmisbare schakel geworden in de dringende medische hulpverlening.
Door een hoge frequentie van oproepen ambulance met MUG ( medische urgentie groep) is een
gezonde vertrouwensrelatie ontstaan, waardoor het M.U.G.-team en de ambulancedienst brandweer
Lommel optimaal samenwerken. De bevolking is hiermede het best gediend.
Voor de nabije toekomst wordt onderzocht of nog intensievere samenwerking met het ziekenhuis
en de uitbreiding van de permanentie mogelijk is.
|