Een ander
middel om het Kwaad af te weren was het aanwenden van een relikwie. Als je zo'n "Heiligdom" onder de deurdrempel plaatste,
dan kon een heks niet naar binnentreden.
In het
huis van Suskes aan de Grote Molenweg te Hakendover woonde vroeger een heks, Carolincke Strook genaamd. Het moet een vrouw
zijn geweest met heel wat kennis van kruiden en planten en velen gingen te rade bij haar. Maar het feit dat zij ijs bewaarde
in haar kelder was voor de mensen van het dorp toch maar al te vreemd. Het bezorgde haar de naam van heks. haar zoon was jarenlang
kapper in de Langestraat te Tienen. In "Folklore Brabançon" (1934) lezen we dat de ouderen over haar spreken als van 'een
heks die zowel de jongeren als de ouderen schrik aanjoeg'. H. de Leenheer die het verhaal optekende, schrijft echter dat niemand
hem precieze feiten wist mee te delen.
Net zoals
de weerwolf verkreeg ook de heks haar duistere gaven door een pact te sluiten met de duivel. Zo'n mensen keerden hun rug naar
het christendom. Een pastoor kon tijdens een eucharistieviering een heks herkennen. Als hij door een gewijde trouwring naar
de aanwezige kerkgangers keek, dan zag hij de heksen met hun rug naar het altaar gekeerd, zitten.
In Bost
werd in de jaren '20 een beruchte heks, bijgenaamd Mezet, begraven in ongewijde grond. Anders dan bij een normale begrafenis
werd zij niet in een kist, maar in een schoof korenstro begraven! Het doet ons denken aan de vampierenverhalen uit Transsylvanië.
In die streken stortte men de kist van een vampier vol met graankorrels. Als het bloeddorstige monster 's nachts uit zijn
dodenslaap ontwaakte, zou hij de onweerstaanbare neiging krijgen de graankorrels te beginnen tellen. Aldus kreeg hij niet
de kans om voor het ochtendgloren het leven van de stervelingen te verstoren.