Toen
de 1100-en nog de dienst uitmaakten in Den Haag (foto Gerard Scheltens).
De truck van de HTM 1101-1196 is een Belgisch ontwerp en staat bekend als het
BN draaistel, naar de ontwerper La Brugeoise et Nicaise & Delcuve, na een
fusie in 1956 La Brugeoise et Nivelles geheten. De aanduiding B10 in een oud
bericht uit Op de Rails berust waarschijnlijk op een misverstand. Een andere,
wel 'erkende' benaming is B2
amélioré: in feite heeft de
constructeur het concept van de Clark B2 - waarvan men op dat moment de ex-Kansas
City exemplaren voor Brussel onder handen had - verbeterd. Daarbij werd - net
als bij de metersporige B6 - de wiegbalk van de B3
toegepast onder het motto: combineer van beide typen het beste.
Het BN-draaistel, behorend bij de gelede PCC's van Brussel.
Het H-vormige frame is ontleend aan
de B2, de wiegbalk aan de B3, het dubbele veersysteem aan de B6 (foto H. Hondius).
Ook het BN draaistel behoorde tot het type met een vast frame
van parallelle balken, die echter niet
cylindrisch maar rechthoekig waren uitgevoerd. Men haalde hiermee een belangrijk
kenmerk
van de B2 in huis. Wel was het oorspronkelijke
ontwerp sterk verbeterd. Het werd immers als bezwaar gezien dat de vering alleen
geschiedde door de primaire veren en de rubbers in de wielen, reden waarom bij
de Brusselse ex-Kansas City B2's vier extra schokdempers waren aangebracht. Om
de stabiliteit te bevorderen ontwierp BN horizontale schokbrekers; de wiegveer
was niet meer verticaal.
Carlson & Schneider beschouwen het BN ontwerp als een "local
adaptation" van de Clark B6 die zijn technologie ontleent aan zowel de
B2 als de B3. Het lijkt een rare schuiver in hun verder zo voortreffelijke
betoog - immers de B6 is de smalspoorversie van de B2.
Toch is het waar dat vooral het dubbele veersysteem van het BN draaistel is afgekeken
van dat van de B6.
Iets beters
"De oude draaistellen waren wel goed, maar men wilde iets
beters", aldus Voorendonk die - net als Johan Blok - de
1100-draaistellen beschrijft door vergelijking met de B3's van de 1000. De
problemen daarmee mochten zich niet herhalen en daarom kwam er een dubbel veersysteem.
De enkelvoudige vering van de wagenbak was vervangen door een primaire vering
van het chassis van het draaistel met daarnaast een secundaire vering aan
weerszijden van de wiegbalk met
twee diagonale, naar buiten geplaatste spiraalveren. Die schuine opstelling
beperkte de zijdelingse uitwijkingen. Door de gebogen lijn die door de
rubbervering ontstond, werd bij toenemende belasting een grotere weerstand
ondervonden dan bij een lineair verloop. De gewijzigde vering beperkte ook het
onafgeveerde gewicht van de draaistellen. Dat voordeel ging door latere
ontwikkelingen weer verloren.
De vergelijking
leert dus dat de 1100-truck niet afstamt van die van de 1000-en, al is de wiegbalk
er wel van geleend. Het is een nieuw ontwerp, verwant aan het principe van de
Amerikaanse B2.
BN-draaistel onder de Haagse 1101 (foto
Gerard Scheltens).
Het concept werd vanaf augustus 1955 uitgeprobeerd onder de 1016. Sommige
auteurs veronderstellen dat deze proefdraaistellen een eind moesten maken aan
het gedein van de 1000-en. Ze dienden echter in de eerste plaats als prototypen
voor de BN truck van de 1100-en. Wel is er óók geprofiteerd van de uitkomst
van deze proeven om de B3's van de 1000-en te verbeteren. Er waren overigens
meer testmodellen. In eerste instantie kreeg de 1016 een truck met twee
toegevoegde verticale veren. Ook de 1009 heeft korte tijd met (andere?)
proefdraaistellen gereden, maar daarvan weet ik verder niets.
Pareltjes
Uiteraard was het niet de bedoeling dat de passagiers in de 1100-en misselijk
zouden worden, zoals eerder in de 1000-en. HTM-directeur
Pijl vertelde dan ook "dat tijdens de proefnemingen - gedaan in
samenwerking met de industrie - gewerkt is met een vrij behoorlijke
meetapparatuur, zoals die ook wel bij spoorwagens wordt toegepast. Daarbij
gingen wij er van uit de uitwijkingen in longitudinale, transversale en
horizontale zin tot een aanvaardbaar minimum terug te brengen. Het merkwaardige
was bij deze proefnemingen, dat een van de deskundigen, die zelf altijd zeer
veel last van wagenziekte had, eigenlijk nog een betere maatstaf was dan alle
ingewikkelde meetapparatuur en instrumenten. Want het was bij hem zo, dat
wanneer hij pareltjes op zijn voorhoofd kreeg, dit dan een voorbode was van een
naderend gevoel van onbehagen".
Het resultaat van deze methode
was niet misselijk, al kreeg de HTM in het begin toch wel weer wat klachten over
lichtelijk gekokhals in de 1100-en. Dat kwam door de onwennigheid, zullen we maar
zeggen.
Problemen
Dit probleempje viel echter in het niet, vergeleken met wat zich nu ging
voordoen. De
eerste 1100-en met BN-truck reden nog maar net toen de 1107 van lijn 8 op zaterdag 27 juli
1957 met spoed in de werkplaats moest worden opgenomen - het eerste slachtoffer
van een razendsnel om zich heen grijpende epidemie. De HTM ontdekte in de
framebalken haarscheurtjes, die optraden in alle 1100-draaistellen volgens een
identiek patroon. Daarom werd de levering na de 1170 tijdelijk stilgelegd en
werden de rijdende exemplaren scherp in de gaten gehouden, wat in een aantal
gevallen leidde tot buitendienststelling. Alle aanwezige draaistellen moesten terug naar de fabriek. Het betekende dat er
nog geen PCC's konden worden ingezet op de lijnen 6 en 9 en dat de nieuwe lijnen
16 en 17 nog niet konden gaan rijden. Uitstel van executie voor de oude ombouwertjes!
De BN-truck laat zich rijden! Ombouwer 36
brengt een draaistel voor de 1165 over naar het trammuseum
(foto HOVM/Peter Scheepmaker).
Het bleek dat het gebruikte hoogwaardige staal 52 'te goed' en te weinig
elastisch was. La Brugeoise ontwierp een verzwaarde versie, maar ook ir.
Diekhuis van de HTM maakte - met hulp van het Nederlands Centrum voor Lastechniek - een testmodel met een
verbeterde frameconstructie. Hierbij waren de dwarsbalken vastgelast aan de uit
één stuk bestaande langsbalken.
Drie weken van vergelijkende belastingsproeven in
een Gents laboratorium wezen uit dat het
HTM-exemplaar ongeschonden uit de strijd kwam. Van het concurrerende, verzwaarde BN-draaistel
kon dat niet worden gezegd en zo werd het model BN type
Diekhuis geboren dat vervolgens onder de 1100-en kwam te staan. Het was een
spectaculaire affaire die veel indruk maakte. Jaren later kreeg de maker bij
zijn afscheid als HTM-directeur een fraai schaalmodel van 'zijn' truck cadeau. Het
draaistel was er bepaald niet lichter op geworden, maar met een ziekenboeg vol
kreupele 1100-en
had de heer Diekhuis niet de tijd om ook daar iets aan te doen.
Een al lang verdwenen 1100 met BN-draaistellen
op een niet meer terug te vinden plaats... (foto Gerard Scheltens).
Het
is intrigerend dat de hele affaire nauwelijks wordt aangestipt in de
berichtgeving in het NVBS-tijdschrift Op de Rails van de jaren 1957-59.
De maandelijkse rubriek Tram-Nieuws zwijgt erover in alle talen. Ook aan
de gewetensvolle N.J. van Wijck Jurriaanse - die met angstvallige nauwgezetheid
verslag deed van de wijzigingen in dienstregeling en materieel der HTM - lijkt
de toestand met de 1100-trucks grotendeels te zijn ontgaan. Pas in april 1959
maakt hij melding van de komst van nieuwe draaistellen, zonder verdere
toelichting. Vanwaar deze terughoudendheid? Opgelegd door de
directie van de HTM?
Nadat de constructiefout voor rekening van de fabriek was hersteld heeft
dit type draaistel goed voldaan, want BN heeft er uiteindelijk 1080 van geproduceerd. De combinatie
met SAB-schijfwielen bleek een gouden greep en de 1101-1196 reden dan ook goed
zonder zich aan al te veel geschommel of gedein schuldig te maken.
Er was eens
- en dit is geen sprookje - een trambestuurder die mij op het lange rechte stuk
Scheveningseweg tussen Tolhuis en Promenade wilde laten voelen wat een 1100
vermocht. De teller wees 80 km/u, maar de wagen gedroeg zich onwankelbaar. Het was een
bloedstollende ervaring. Ik was niet misselijk, maar wel wat wit om de
neus...
Ook
met mankracht rijdt het BN draaistel nog goed... (foto HOVM/Peter Scheepmaker).
Andere toepassingen
Afgezien van het toch hoog geworden gewicht was het BN draaistel een prima bruikbaar model geworden dat
tussen 1968 en '84 in gemodificeerde versies ook gebouwd is voor de enkel- en
dubbelgelede PCC's van Brussel en de eerste 65 Haagse GTL's. Dit met uitzondering van de
Brusselse Eurotram
7501 die op twee B3 draaistellen uit Johnstown (plus een loopdraaistel) liep en pas later - als Caroline
7500 - drie BN bogies kreeg van de uitgebrande 7529 uit de grote reeks.
De radstand van de BN trucks van de 1101-1196 was 1890 mm, iets korter dus
dan de 1905 mm van de B2 en B3 draaistellen. Dat was mogelijk door een minder
dik ashuis; de radstand wordt bepaald door de afstand tussen het drijfwerk van
de motoren en de tandwielkast. De latere BN trucks in Brussel en Den Haag hebben de gewone radstand weer wèl, doordat de
assen dikker zijn gemaakt dan bij de 1100-en. Het zelf al zware BN draaistel
moet nu eenmaal een zware massa torsen.
Bij de bouw van de series 1200, 1300 en 2100
greep Den Haag terug op de B3 en pas bij de eerste serie GTL's kreeg een nieuwe versie van
het BN draaistel (nu met hydraulisch aangestuurde schijf- in plaats van trommelremmen) weer een kans bij
de HTM. Omdat voor de tweede serie GTL's een beroep gedaan werd op de B3's van
de 1300/2100, kregen die voor een deel de BN-draaistellen van afgevoerde
1100-en.
Pagina gewijzigd: Sunday 12 November 2000
.
© G.J. Scheltens, Leiden, The Netherlands, 2000.